Invloed van het type bodem: warmtegeleidingscoëfficiënt
Bij het integreren van een aardwarmtewisselaar in een thermische balans, moet over het algemeen het bodemtype gekend zijn, via zijn warmtegeleidingscoëfficiënt λ (lambda), uitgedrukt in W/m.K (anders wordt er een standaardwaarde gebruikt). De geleidbaarheid van de verschillende types van bodem hangt af van hun vochtigheidsgraad.
De doeltreffendheid van de aardwarmtewisselaar neemt toe, naarmate de bodem beter geleidt. Onderstaande grafiek illustreert de geleidbaarheid λ van de bodem in functie van het bodemtype en zijn gehalte aan water.
Een aardwarmtewisselaar in een bodem van het type fijn zand zal een grotere doeltreffendheid kennen dan een aardwarmtewisselaar in een kleibodem.
Invloed van de bodemtemperatuur
Onderstaande grafiek beschrijft de evolutie van de temperatuur in de bodem in functie van de diepte.Hieruit blijkt duidelijk: hoe groter de diepte, hoe kleiner de schommelingen in bodemtemperatuur (vermindering van de invloed van de buitentemperatuur). Deze grafiek toont ons dat de ondergrondse buis op een minimale diepte geplaatst dient te worden, opdat de temperatuur van de omliggende bodem niet te veel van de buitentemperatuur zou afhangen (bij verticale geothermische boringen, zie dossier De beste productiewijzen voor hernieuwbare koeling kiezen, hebben de schommelingen van de buitentemperatuur geen enkele invloed meer).
Om vorstvrij te zijn, wordt een minimale diepte van 1 m aanbevolen voor de installatie van de aardwarmtewisselaar.