Terug naar

Het type vervuiling identificeren

De vervuiling bij de bron verminderen

Vooraleer u de door een installatie te zuiveren vervuiling kunt definiëren, dient u zich ervan te vergewissen dat de vervuiling daadwerkelijk bij de bron verminderd werd.

Er kan bijvoorbeeld nagedacht worden of het nuttig is om water te gebruiken om de toiletten te spoelen.

  • U kunt vermijden dat er afvalwater geproduceerd wordt door toiletten met (voor)compostering te gebruiken: toiletten met scheiding van vaste stoffen/vloeistoffen via een hydrocycloon, apparatuur van het type clivus multrum, droge toiletten of toiletten met biologisch gecontroleerd strooisel (zie dossier Rationeel omgaan met water) waarvoor er weinig of geen water nodig is.

    Op die manier vermijdt u de productie van zwart water door het scheiden van de fecaliën bij de bron, met een valorisatie van de organische stoffen via compostering.

Principe van een systeem voor scheiding van vaste stoffen / water: AQUATRON-techniek

De scheiding van urine en fecaliën voor deze zich kunnen mengen is een ander voorbeeld van het genereren van een minder moeilijk te behandelen vervuilingssoort. We kunnen hierbij verwijzen naar het voorbeeld van het gescheiden beheer van urine, wat een gecontroleerde vorming van struviet (magnesiumammoniumfosfaat) via neerslag mogelijk maakt. Deze techniek maakt het mogelijk om:

  • Te anticiperen op de tertiaire zuivering van afvalwater door fosfor bij de bron te zuiveren;
  • Een afvalstof te valoriseren als meststof: menselijke urine is door het hoge gehalte aan stikstof/fosfor/koolstof uitermate geschikt voor de landbouw. Urine bevat meerdere microvoedingsstoffen in de vorm van ionen die rechtstreeks gevaloriseerd kunnen worden door planten en waarvan er bepaalde niet voorkomen in chemische meststoffen. De urine kan rechtstreeks aangebracht worden of kan toegevoegd worden aan compost ter verbetering van de agronomische waarde ervan, zonder de sanitaire kwaliteit hierbij in het gedrang te brengen;
  • Verstoppingsproblemen van de rioolstelsels die het gevolg zijn van de kristallisering van urinezouten in de leidingen te vermijden. Dit fenomeen is hoofdzakelijk te wijten aan de aanwezigheid van kalk in het spoelwater. De recuperatie van zachter regenwater (zie dossier Hergebruik van hemelwater) zorgt dus voor een achteruitgang van de risico's op verstopping van de afvoerbuizen.

Gescheiden toilet voor urine/fecaliën – urinoirs zonder water

Het gebruik van afzonderlijke urinetoiletten, urinoirs zonder water, toiletten met (voor)compostering enz. maakt het dus mogelijk om een oplossing te bieden die afgestemd is op het beperken van de gegenereerde afvalwatervolumes en op de complexiteit van het te behandelen type vervuiling.

Hoeveelheid inwonersequivalent (IE), hoeveelheid verontreinigende stoffen

De hoeveelheid inwonersequivalent is een meeteenheid voor het identificeren van de hoeveelheid verontreinigende stoffen die geproduceerd worden door een gebouw in functie van de maximale bezetting en de bestemming ervan. Aan de hand van deze informatie kan de capaciteit van een zuiveringsinstallatie bepaald worden. Deze meeteenheid is gebaseerd op de hoeveelheid vervuiling per persoon en per dag:

1 IE = 60 g BVZ5/dag of 21,6 kg BVZ5/jaar.

  • Een gehalte van zwevende stoffen (ZS) van 90 g/dag;
  • Een chemische vraag naar zuurstof (CVZ) van 135 g/dag;
  • Een totaal stikstofgehalte van 9,9 g/dag;
  • Een totaal fosforgehalte van 2,2 g/dag;
  • Een hydraulische belasting van 150 liter per IE volgens de norm EN 12566-3, ongeacht de bestemming.

De Europese richtlijn van 21 mei 1991 definieert het inwonersequivalent als de organische, biologisch afbreekbare belasting die een biochemische vraag naar zuurstof heeft in vijf dagen (BVZ5) van 60 gram zuurstof per dag.

De definitie van de hoeveelheid verontreinigende stoffen kan als volgt worden vervolledigd:

Definitie van de organische vervuiling per bestemmingstype

Definitie van de vervuiling

Bezettingsgraad

[m²/persoon]

Inwonersequivalent

[IE]

Organische belasting

[g BVZ5 per dag per persoon]

Woningen

35m²/persoon

1 inwoner = 1 IE

60 g/dag/pers.

Kantoor (met inbegrip van de circulatiezones)

15-20m²/persoon

1 werknemer = 1/3 IE

20 g/dag/pers.

School zonder baden, douches en keuken (externaat)

Leslokalen: 4m²/persoon

1 leerling = 1/10 IE

6 g/dag/pers.

School met baden, zonder keuken (externaat)*

1 leerling = 1/5 IE

12 g/dag/pers.

School met baden en keuken (externaat)*

1 leerling = 1/3 IE

20 g/dag/pers.

School met baden en keuken (internaat)*

1 leerling = 1 IE

60 g/dag/pers.

Hotel

Hotelslaapkamer: 10m²/persoon

1 bed = 1 IE

60 g/dag/bed

Restaurant

1,5m²/persoon

1 bediende couvert = 1/4 IE

N.IE = 1/4 IE x gemiddeld aantal bediende couverts

dagelijks

15 g/dag/bediende couvert

Theater, bioscoop, feestzaal, café

1m²/persoon

1 plaats = 1/30 IE

2 g/dag/plaats

Fabriek (met douche)

55m²/persoon

1 arbeider = 1/2 IE

30 g/dag/pers.

Voor de gebouwen of complexen die gemarkeerd zijn met een asterisk wordt de volgens de tabel berekende hoeveelheid IE verhoogd met 1/2 IE per personeelslid van het etablissement. Bij het bepalen van de benodigde nuttige capaciteit moet er rekening gehouden worden met een eventuele verhoging van het aantal gebruikers van het aangesloten gebouw of complex.