De gevels en wanden van een gebouw hebben – afhankelijk van het gebruikte materiaal – weerkaatsende of absorberende akoestische kwaliteiten.
Door in te grijpen op het materiaaltype kan men het omgevingsgeluid van een site wijzigen :
Het gebruik van weerkaatsende materialen versterkt de perceptie van bepaald geluid ;
Het gebruik van absorberende materialen op grote oppervlakken verhindert de weerkaatsing van geluid naar aangrenzende zones of naar de gebouwen aan de overkant. In het geval van een akoestisch gesloten ruimte vermijdt gebruik van absorberend materiaal de verhoging van het geluidsniveau dat ontstaat door 'stapeling' van het uitgestoten én het weerkaatste geluid.
Dit principe geldt ook voor de bodembedekking van de omgeving van het gebouw.
Het absorberende vermogen van een materiaal wordt gedefinieerd door zijn absorptiecoëfficiënt. Hoe meer een wand absorbeert, hoe minder hij weerkaatst, en omgekeerd.
Wanneer een geluidsgolf op een wand botst, absorbeert deze – meer of minder – de akoestische energie van de golf. De absorptiecoëfficiënt bepaalt de hoeveelheid energie die een wand absorbeert in verhouding tot de hoeveelheid inslaande energie.
Absorptiecoëfficiënt en weerkaatsende eigenschap van verschillende materialen
Absorptiecoëfficiënt | Type materiaal | |
---|---|---|
Weerkaatsend oppervlak | α = 0 tot 0,2 | Glasruiten Glad beton Marmer Gevernist hout Metalen bekleding Watervlak |
Semi-weerkaatsend oppervlak | α = 0,2 tot 0,5 | Baksteen Ruw beton Pleister Ruw hout |
Semi-absorberend oppervlak | α = 0,5 tot 0,7 | Gewafeld (cellulair, geribd) beton Ruw, niet-aaneensluitend hout Bodem met grasperk of in grind |
Absorberend oppervlak | α > 0,7 | Zeer onregelmatig beplante bodem Akoestisch paneel |