Evalueer de mogelijkheid om materialen en producten uit recuperatiekanalen te gebruiken.
Door de toepassing van gerecupereerde materialen is het mogelijk het gebruik van nieuw ontgonnen grondstoffen te vermijden, de hulpbronnen te sparen en de impact, verbonden aan de productie van een nieuw product, te voorkomen. Het kan evenwel dat de gerecupereerde materialen en elementen een herstelling of behandeling nodig hebben om de functie waarvoor ze bestemd zijn, te kunnen vervullen.
Het hergebruik van materialen en bouwproducten is geen nieuw idee: het hergebruik van bakstenen, afkomstig uit de afbraak van gebouwen of bouwwerken, was eeuwenlang een courante praktijk. Wereldwijd gebruiken tal van duurzame architectuurprojecten gerecupereerde materialen en elementen. Vaak vormen deze zelfs een integraal deel van het bouwwerk en in de meest ambitieuze projecten in deze zin is het ontwerp van het project zelfs gebaseerd op de te recupereren en te hergebruiken elementen, en dit zo veel mogelijk ter plaatse.
Gerecupereerde materialen en elementen kunnen worden gebruikt met dezelfde functie als voorheen of een functie die van het oorspronkelijke gebruik afwijkt. Enkele voorbeelden:
Structuurhout, opnieuw gebruikt zonder de noodzaak te behandelen of behandeld in autoclaaf om de weerstand te verbeteren
Stalen balken, waarvoor de stabiliteitsingenieur gewoonlijk berekeningen maakt, rekening houdend met de veroudering van de elementen en de impact op de stabiliteit
Dakpannen en leisteen
Gevels van gerecupereerde steen, nu eens gemengd, dan weer niet
Stukken steen en vloertegels, die opnieuw worden samengelegd als vloerbekleding, of omgekeerd
Deurdrempels of borduren van blauwsteen, graniet of marmer, omgevormd tot vensterbanken, zitbanken, tafels, afbakeningen van beplante zones, …
Binnendeuren, hergebruikt of veranderd in horizontaal element (vast/mobiel meubilair)
In België zijn de centra voor materiaalrecuperatie hiervoor uitstekende partners. Er zijn ook websites gewijd aan de herverkoop van dit soort materialen, met een uitgebreide catalogus. In het Brusselse Gewest kunt u terecht bij Opalis .
Sommige gerecupereerde producten kunnen worden geïdentificeerd dankzij een merkteken of een technische fiche. Voor andere, waarvoor geen enkele fabrieksgarantie kan worden geleverd, kan de kwaliteit worden geëvalueerd. Het is de verantwoordelijkheid van het ontwerpteam zich ervan te vergewissen dat de materialen of producten bij hun hergebruik beantwoorden aan de verwachte vereisten inzake kwaliteit en prestatie. Voor hergebruikte of gerecupereerde structurele componenten en gevelelementen is het nodig de stabiliteit en de toegestane belasting, te controleren. Daarvoor is de tussenkomst van een ingenieur vereist.
Kies materialen en producten met een lage impact op het milieu en de gezondheid
De meest succesvolle methode om de milieu-impact van een materiaal of een bouwproduct te evalueren, is onbetwistbaar het gebruik van een tool voor (of gebaseerd op) een levenscyclusanalyse. Er bestaan tools op niveau van de materialen, voor de bouwelementen en voor het gebouw in zijn geheel. De aanbevolen buitenlandse tools voor LCA (bij gebrek aan een Belgisch instrument voor de levenscyclusanalyse) worden opgesomd en beschreven in de dossier De levenscyclus van materialen : analyse, informatiebronnen en keuzehulpmiddelen .
Het is belangrijk op te merken dat in België de 3 Gewesten momenteel een dergelijke tool op het niveau van het gebouw aan het uitwerken zijn. Meer details over de tool en de methode vindt u in de voorziening Belgische methode om de milieuprestaties van materialen te bepalen .
Bij gebrek aan een dergelijke analyse moet u rekening houden met de onderstaande basisprincipes:
Geef de voorkeur aan grondstoffen die lokaal beschikbaar zijn
Ook al heeft het groepstransport van grondstoffen over lange afstanden en per schip in de meeste gevallen in termen van lozingen en uitstoot een lagere milieu-impact dan producten die van dichterbij komen maar die doorgaans per vrachtwagen worden vervoerd, toch komt daar in het eerste geval nog altijd het transport van de haven tot de productiesite bij. Vanaf het moment dat de afstand die de grondstoffen van lokale herkomst afleggen tot de plaats van fabricage van het afgewerkte product, gelijk is aan of lager dan de afstand afgelegd door de ingevoerde producten (de dichtstbijzijnde havens zijn Antwerpen en Rotterdam), hebben de lokaal beschikbare grondstoffen een lagere transportimpact en krijgen ze dus de voorkeur. Bij wijze van voorbeeld vermelden we de blauwe hardsteen die in onze streken beschikbaar is (en in België in een afgewerkt product wordt omgezet), maar ook hout van lokale herkomst, bepaalde bakstenen en zelfs strobalen. Bij twijfel kan de fabrikant of de leverancier hierover informatie verstrekken.
Verkies het gebruik van materialen en elementen die het resultaat zijn van duurzame productie of exploitatie
De duurzaamheid van de winning van de grondstoffen is evenzeer van belang voor hernieuwbare als voor niet-hernieuwbare bronnen. Voor deze laatste vertaalt de duurzaamheid zich in een goed beheer van de ontginningsfase. Dit betekent dat het natuurlijke milieu (ecosysteem) zo weinig mogelijk wordt veranderd en vervuild en dat de hinder (geluidshinder, stof, visuele hinder, impact op het landschap) en de globale milieu-impact van de productiefase aanzienlijk worden verminderd. Voor hout zijn de FSC- en PEFC-certificaten een waarborg voor duurzam bosbeheer. Voor producten op basis van andere grondstoffen dan hout zijn de ISO 14001- en EMAS-certificaten (milieubeheer) relevante waarborgen.
Het Europees Milieumanagement- en Audit Schema (EMAS) is een milieubeheer- en auditsysteem van de Europese Unie voor bedrijven en andere organisaties. Met EMAS kunnen organisaties hun milieubeleid evalueren, rapporteren en verbeteren.
EMAS is sinds 1995 beschikbaar voor bedrijven. Toen was het nog beperkt tot bedrijven uit de industriële sector. Sinds 2001 is EMAS beschikbaar voor alle economische sectoren, zowel in de privédienstverlening als in de openbare diensten. Bedrijven die een EMAS-registratie willen krijgen, moeten hun milieumanagementsysteem laten verifiëren en hun milieurapport laten valideren.
De eisen betreffende het milieumanagementsysteem in de EMAS-verordening zijn identiek aan ISO 14001. In de praktijk kan een organisatie die een ISO 14001-certificatie bezit, een EMAS-registratie krijgen door het milieurapport aanvullend te laten valideren volgens de daarvoor geldende regels. Daar schuilt meteen ook het verschil tussen ISO 14001 en EMAS. ISO 14001 vereist in tegenstelling tot EMAS niet dat een organisatie regelmatig informatie verstrekt over haar milieuprestaties.
Bron: Belgium.be
Gebruik materialen op basis van hernieuwbare grondstoffen
De hernieuwbare bronnen worden gedefinieerd door de norm ISO 14021, wijziging 1.
“Een grondstof van hernieuwbare herkomst is een materiaal, bestaande uit een biomassa die afkomstig is uit het dieren- of plantenrijk en waarvan de hernieuwing, met of zonder tussenkomst van de mens, een kwantitatieve en kwalitatieve compensatie biedt voor de natuurlijke verdwijning en de afname door de mens”, waarbij biomassa gedefinieerd wordt als “materialen van biologische oorsprong”. Uitgesloten zijn “turf, materialen die deel uitmaken van geologische formaties en materialen die in fossiele bronnen veranderd zijn”.
( naar de norm ISO 14021 )
In tegenstelling tot de keuze voor materialen of producten op basis van niet-hernieuwbare grondstoffen maakt het gebruik van hernieuwbare materialen het mogelijk om het gebruik van de bronnen die in uitputbare hoeveelheden beschikbaar zijn, zoals aardolie, de minerale bronnen en de metalen, aanzienlijk terug te dringen. Het is evenwel belangrijk zich ervan te vergewissen dat de hernieuwingscyclus (bv. de tijd die een boom nodig heeft om te groeien) niet langer duurt dan de theoretische of te verwachten levensduur van het product dat in het gebouw wordt gebruikt (bv. houten raam), om een constante beschikbaarheid te garanderen.
Geef de voorkeur aan producten met gerecycleerde inhoud.
De gerecycleerde inhoud is de verhouding, in massa, van gerecycleerd materiaal dat een product of een verpakking bevat. De term “gerecycleerde inhoud” is alleen van toepassing op materiaal voor en na consumptie.
- Pre-consumptiemateriaal: materiaal afgeleid van de afvalstroom van een productieproces.
- Post-consumptiemateriaal: materiaal dat in huishoudens of door commerciële, industriële of institutionele installaties wordt voortgebracht in hun rol van eindgebruiker van het product en dat niet meer kan dienen voor het gebruik waarvoor het oorspronkelijk werd ontworpen.
( naar de norm ISO 14021 )
Kies materialen en elementen met een lage impact op de menselijke gezondheid
In het bijzonder bij materialen en elementen die in contact staan met de binnenomgeving (verf, vloerbekleding e.a.) is het van belang erover te waken dat de uitstoot van vervuilende stoffen in de lucht zo laag mogelijk is. In dit opzicht bieden de lage emissielabels (bv. EMICODE) een nuttige hulp bij de keuze. Het is ook belangrijk de plaatsing door verlijming, het gebruik van behandelingsproducten (bv. vernis) en onderhoudsproducten die een bron van emissies kunnen zijn, zoveel mogelijk te vermijden. Het is absoluut nodig om van bij het ontwerp over deze elementen, die vaak onterecht als bijzaak worden beschouwd, na te denken. Hetzelfde geldt voor de maximumlimieten die in het bestek worden gespecificeerd, om de (toekomstige) gebruikers en bewoners ruimtes te bieden die geen enkel gevaar voor hun gezondheid vormen. Zie dossier Vermijden van polluenten in het gebouw .
Ga de te verwachten levensduur van de materialen en elementen na: integreer de notie gecumuleerde kost
De verschillende componenten van een gebouw hebben een levensduur die sterk kan variëren, hetzij door slijtage, hetzij door de functie van het gebouw (vooral in de handelssector is de vervanging van elementen van de interieurinrichting een heel relevant punt), de evolutie van het regelgevend kader, de vervanging van de componenten omdat ze technisch verouderd zijn of omdat hun doeltreffendheid in de loop der jaren gedaald is.
Bij het ontwerp van het project is het dus belangrijk stil te staan bij de te verwachten reële levensduur van de materialen of elementen.
In het kader van de evaluatie van de milieu-impact van een materiaal op basis van een levenscyclusanalyse (zie dossier De levenscyclus van materialen : analyse, informatiebronnen en keuzehulpmiddelen ) wordt de theoretische levensduur in acht genomen. Deze komt niet noodzakelijk overeen met de reële levensduur van het geëvalueerde product. Verf, bijvoorbeeld, heeft doorgaans een theoretische levensduur van 20 jaar. De vraag dringt zich dus op of het, gezien de functie van het lokaal of het gebouw waar de verf wordt toegepast, redelijk is om aan te nemen dat de reële levensduur overeen zal stemmen met de theoretische levensduur. Indien niet, dan is het des te belangrijker te kiezen voor het product met de laagst mogelijke milieu-impact.
Volgens Stewart Brand (Amerikaanse auteur, samensteller van de “Whole Earth Catalog”), in “How Buildings learn: what happens after they're built” (1994), in dalende volgorde:
- Het terrein heeft een eeuwige levensduur.
- De structuur van het gebouw heeft een levensduur van 30 tot 300 jaar.
- De gebouwschil heeft een levensduur van ongeveer 20 jaar.
- De technische installaties gaan 7 tot 15 jaar mee.
- De interieurinrichting gaat 3 jaar mee voor commerciële ruimtes en uitzonderlijk tot 30 jaar voor huizen.
- Het meubilair kan elke dag of elke maand veranderen.
Het gaat uiteraard om ordes van grootte, opgesteld op basis van waarneming, en niet om na te streven doelstellingen.