Terug naar

Samenstelling

Elk groendak bestaat uit de volgende basiselementen:

Schematische voorstelling van een daktuin, een lichte daktuin en een begroend dak © WTCB

Dikte

De dikte van het substraatvarieert naargelang het gerealiseerde type dak. De plantenkeuze is afhankelijk van de dikte van het substraatvan het groendak.

Extensieve groendaken worden gekenmerkt door het dunne substraat. Dit betekent dat alleen oppervlakkig wortelende planten kunnen worden gebruikt, zoals mossen, vetplanten en grasachtige planten.

  • Eenvoudig intensief groendak: 10 tot 25 cm
  • Uitgebreid intensief groendak: > 25 cm

Intensieve groendaken onderscheiden zich door de dikte van het substraat. Eenvoudige intensieve groendaken hebben een substraat van 10 tot 25 cm dik nodig. Hier kan met een gazon, lage planten en struiken worden gewerkt. Uitgebreide intensieve groendaken zijn bedekt met een substraat van minstens 25 cm. Deze dikte maakt het mogelijk planten of grote struiken met een aanzienlijk wortelstelstel te planten.

Bij renovatie moeten balustrades en dergelijke vaak worden opgehoogd, zodat een verschil van minimaal 150 mm tussen het bovenste gedeelte van het groendak en de bovenzijde van de verhoging wordt bereikt.

Waterdichtheid van het dak

Bepaalde afdichtingen, zoals EPDM (synthetisch rubber, zie dossier - Duurzame keuze van materialen voor dakbedekking) en bepaalde bitumen, zijn wortelwerend. Als de voegen goed zijn uitgevoerd, is geen wortelwerend membraan nodig. Ga na of het bitumen geen herbicide bevat.

Als de lagen waaruit het dak bestaat en de dikte van die lagen niet zijn aangepast aan het vegetatietype of slecht zijn uitgevoerd, kunnen de wortels het afdichtingsmembraan beschadigen. Dit risico neemt uiteraard toe als het afdichtingsmembraan van slechte kwaliteit is. Eventuele lekkages zijn moeilijker te detecteren dan bij een dak zonder vegetatie.

Toename van de levensduur van het dak

De dakdichting wordt beschermd tegen zonnestralen (ultraviolette straling) en tegen slechte weersomstandigheden. Het groendak heeft een regelend effect op sterke temperatuurschommelingen. Tijdens de zomerperiode bijvoorbeeld kan het dichtingsmembraan van een dak tot 70° warm worden op bepaalde momenten van de dag, terwijl het in gelijkaardige hygrothermische omstandigheden slechts 25° zal halen in het geval van een intensief groendak. Deze temperatuurdaling is des te groter naarmate het substraat dikker is.

Grafiek op basis van de evolutie van de T°-curve in functie van het moment van de dag en van het type dak

Grafiek op basis van de evolutie van de T°-curve in functie van het moment van de dag en van het type dakGroendaken - TV 229 © WTCB

Gemiddelde T° van het dichtingsmembraan tijdens de zomer in functie van het type dak

Naakt dak

34,3 C°

Plat dak bedekt met grind

31,6 C°

Eenvoudig intensief groendak

27,8 C°

Sterk ontwikkeld intensief groendak

25,1 C°

Het dak lijdt dus minder onder de thermische belasting, onder vries- en dooi-effecten of zaken die leiden tot verslechtering en scheurvorming in de materialen. Bovendien wordt de dichtheid permanent beschermd tegen hagel, vertrappeling en eventuele schokken die veroorzaakt worden tijdens onderhoudswerken aan het dak of door ventilatie- en airconditioningsystemen op het dak.

De 'bufferwerking' van de vegetatie en het substraat zorgen dus voor een langere levensduur van de dakdichting.

Type substraat

De term "substraat" staat, in vergelijking met de "teelaarde" van gewone tuinen, eerder voor een voedende samenstelling die specifiek bestemd is voor groendaken. Het substraat voorziet de planten van voedingsstoffen, water, zuurstof en wortelgelegenheid. De dikte en de samenstelling van het substraat zijn afhankelijk van het beoogde type vegetatie.

Het substraat moet voldoende licht zijn. Het bestaat meestal uit een mengsel van korrelige minerale materialen met een kleine hoeveelheid fijne deeltjes en het geheel levert 60 tot 70% interstitiële ruimte (vrije ruimte tussen de korrels).

Gewone tuinaarde is ongeschikt voor groendaken. Het wordt gemakkelijk samengeperst en verzuurt snel, waardoor het lucht- en vochtvasthoudend vermogen na verloop van tijd afneemt. Bovendien heeft het na uitdroging een aanzienlijk volume en is het dan moeilijk te bevochtigen. Voor een intensief dak kan de samenstelling van de teelaarde worden verbeterd door toevoeging van elementen die het substraat lichter maken, het gehalte aan organische stoffen verhogen of het vochtvasthoudend vermogen verbeteren. Het kan gaan om organische elementen (compost, bladaarde, organische mest…) of om minerale elementen (zand, geëxpandeerde kleikorrels, lavasteen, aardewerkscherven…).

Een goed substraat moet beschikken over:

  • Goede afvoercapaciteit en goede beluchting;

  • Goede waterretentiecapaciteit (zonder te zwaar te zijn bij verzadiging met water);

  • Een goede kationische uitwisselingscapaciteit: dat wil zeggen een "grootte van het reservoir" voldoende om omkeerbare opslag mogelijk te maken van bepaalde kationische bemestingselementen (kalium, magnesium, calcium, enz.) Die een rol spelen bij de vruchtbaarheid substraat;

  • Een goede beworteling van gecultiveerde soorten;

  • Goede vorstbestendigheid.

Het moet ook:

  • Lichtgewicht, maar robuust zijn, dwz bestand tegen verdichting en windverplaatsing (winderosie);

  • Stabiel om gekweekte soorten te ondersteunen.

Een + voor de biodiversiteit :

  • Toename van de dikte van het substraat. Kies voor een gemiddelde substraatdikte van minstens 10 cm met hoogteverschillen (van 5 tot 25 cm of zelfs 1 meter) om verschillende habitats te creëren.
  • Varieer de samenstelling, de herkomst en de korrelgrootte van het substraat (zand, kalksteen, lokale grond, compost, schist…).
  • Maak geen gebruik van kunstmatige of niet-hernieuwbare materialen (turf) en kies voor materiaal dat geen grote afstanden heeft afgelegd.
  • Gebruik indien mogelijk grond die ter plaatse bij graafwerken is vrijgekomen en verrijk die met compost op basis van groenafval (voorzie een plek om de grond op te slaan): een "natuurlijke" bodem is rijk aan biodiversiteit (bacteriën, mijten, schimmels, regenwormen, pissebedden, mieren enz.) die plantaardig afval omzetten in complex en divers organisch materiaal dat de vruchtbaarheid ten goede komt.
  • Behoud de "zadenbank" die reeds in de afgegraven grond aanwezig is (en dus is aangepast aan het substraat) om de inbreng van nieuwe planten te verminderen.
  • In sommige gevallen kan de toevoeging van regenwormen en micro-organismen via compost de bodemfauna meer dynamiek verlenen, waardoor de grond vruchtbaarder wordt en planten beter groeien.
  • Voorzie van bij het begin een methode om de afdichtingslaag "in schijven" te renoveren om het ecosysteem van het dak op lange termijn te behouden.

Bron: Observatoire Départemental de la Biodiversité Urbaine de la Seine-Saint-Denis, Natureparif, Plante&Cité, Muséum national d'Histoire naturelle (2011), Réaliser des toitures végétalisées favorables à la biodiversité, Parijs.

Type vegetatie

De keuze van de begroeiing is van meerdere factoren afhankelijk:

  • Het uiteindelijke doel en het type van het groendak
  • De keuze en de beschikbare dikte van het substraat en van de diverse noodzakelijke onderliggende lagen
  • De milieuomstandigheden (stedelijk, landelijk..., blootstelling aan de zon, aan koude en wind, aan vervuiling...)
  • De esthetiek (samenstelling, integratie...)
  • De nagestreefde biodiversiteit qua soorten en habitats
  • De onderhoudsmogelijkheden
  • De realisatie- en beheerskosten

De vegetatielaag van een extensief groendak kan uit mossen, vetplanten en droogtebestendige of droogteminnende planten bestaan.

De vegetatielaag van een intensief groendak kan daarnaast ook uit struiken en zelfs bomen bestaan.

Extensief dak

Extensief dakDubrucq (Batex 18) - B-Architecten © Yvan Glavie

Een + voor de biodiversiteit:

  • Kies voor inheemse planten. Gebruik bij voorkeur inheemse of lokale soorten, waaronder bloeiende planten die honing afscheiden en daardoor bestuivende en andere insecten en vogels aantrekken.

    Lijst van de inheemse en door Leefmilieu Brussel aanbevolen plantensoorten

  • Zorg voor variatie in de plantensoorten en vermijd monocultuur (muurpeper bijvoorbeeld). De variatie aan plantensoorten zorgt voor de creatie van verschillende ecologische niches en bevordert de aanwezigheid van micro-organismen en microfauna in de bodem. Die spelen een cruciale rol voor de goede werking van het complex van vegetatie en substraat.
  • Stel voorafgaand aan de werken een ecologische diagnose op van het perceel en de omgeving of raadpleeg de reeds bestaande studies in de sector. Er moet vanaf de ontwerpfase rekening worden gehouden met het lokale klimaat (hoeveelheid neerslag, temperatuur, windkracht en -richting) om het juiste type vegetatie en materiaal te kiezen. De hoogte van het gebouw speelt eveneens een rol, met name wat de windintensiteit betreft.

Bron: Observatoire Départemental de la Biodiversité Urbaine de la Seine-Saint-Denis, Natureparif, Plante&Cité, Muséum national d'Histoire naturelle (2011), Réaliser des toitures végétalisées favorables à la biodiversité, Parijs.

Meer informatie over de verschillende samenstellende lagen van Voorziening | Extensieve groendaken en Voorziening | Semi-intensieve en intensieve groendaken

Laatste herziening op 23/11/2016