Terug naar

Wat bevat de Natuurordonnantie?

De Natuurordonnantie bestaat uit de Ordonnantie van 1 maart 2012 betreffende het natuurbehoud en uit haar wijzigingsbesluiten.

Artikel 67 van hoofdstuk I over de bescherming van de diersoorten is belangrijk in het kader van dit dossier. Dat artikel en de bijbehorende bijlage geven een lijst van alle soorten die op het volledige grondgebied van het Gewest strikt worden beschermd. Het betreft meer bepaald alle soorten zoogdieren en vogels, met uitzondering van de bruine rat, de huismuis, de landbouwhuisdieren en de gezelschapshuisdieren.

Artikel 68 geeft een lijst van verbodsbepalingen als gevolg van de strikte bescherming, met onder meer het verbod:

[...]

5. opzettelijk of doelbewust hun habitats, schuil-, voortplantings- en rustplaatsen, hun nesten en eieren te vernietigen of te beschadigen, hun nesten weg te nemen ;

[...]

7. bomen te snoeien met gemotoriseerd gereedschap of bomen te kappen tussen 1 april en 15 augustus ;

[...].

De artikelen 67 en 68 van de Natuurordonnantie worden hierna in hun geheel overgenomen. 

Art. 67.

  1. Worden strikt beschermd :

    1. op het hele grondgebied van het Gewest : de soorten bedoeld in bijlage II.2.1. ;
    2. in de groene zones, groene zones van hoge biologische waarde, parkzones, begraafplaatsgebieden, boszones en erfdienstbaarheidszones rond de bossen en wouden van het GBP, de Natura 2000-gebieden, de natuurreservaten en bosreservaten : de soorten bedoeld in bijlage II.3.A.
  2. Uitgesloten uit de bescherming bedoeld in- 1 :

    • de bruine rat (Rattus norvegicus);
    • de huismuis (Mus domesticus);
    • de landbouwhuisdieren;
    • de gezelschapshuisdieren.

Art. 68.

  1. Behoudens verrichtingen die een invoer, uitvoer of doorvoer van niet-inheemse soorten of hun resten in de zin van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 op de institutionele hervormingen uitmaken, impliceert de strikte bescherming het verbod om :

    1. specimens van de betrokken soorten te bejagen, te doden of proberen te doden, te verwonden, te vangen of proberen te vangen, ongeacht de methode die daarvoor gebruikt wordt;
    2. ze in gevangenschap te houden;
    3. ze te vervoeren;
    4. hun eieren in de natuur te rapen en ze in bezit te hebben;
    5. opzettelijk of doelbewust hun habitats, schuil-, voortplantings- en rustplaatsen, hun nesten en eieren te vernietigen of te beschadigen, hun nesten weg te nemen;
    6. ze opzettelijk of doelbewust te verstoren, vooral tijdens de voortplantingsperiode, de periode waarin de jongen afhankelijk zijn, de overwinterings- en trekperiode;
    7. bomen te snoeien met gemotoriseerd gereedschap of bomen te kappen tussen 1 april en 15 augustus;
    8. ze te verkopen, te koop aan te bieden, kosteloos of tegen vergoeding af te staan, te kopen, te vragen om ze te kopen en ze te leveren;
    9. ze te vertonen op openbare plaatsen.

    De Regering kan de handelingen bepalen die worden gelijkgesteld met een vernietiging, beschadiging of verstoring in de zin van punten 5. en 6. van het voorgaande lid. Ze kan eveneens criteria geven voor de identificatie van de habitats, schuil-, voortplantings- en rustplaatsen bedoeld in punt 5..

    [1 Het verbod bedoeld in 8. is eveneens van toepassing op de soorten die worden opgesomd in bijlage A of B van de Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer.]1

  2. Het vang- en vervoerverbod bedoeld in respectievelijk- 1, 1. en- 1, 3. is niet van toepassing :

    1. op het verplaatsen over korte afstand van levende dieren, nesten of eieren die in onmiddellijk levensgevaar zijn, op voorwaarde dat ze overgebracht worden naar een vergelijkbaar milieu als de plaats waar ze gevonden werden;
    2. op het vervoer van een gewond of achtergelaten specimen naar een revalidatiecentrum, dat erkend is overeenkomstig de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, of een dierenarts;
    3. op het transport van dode lichamen of delen daarvan naar een afvalverwerkend centrum of een onderzoekslaboratorium.
  3. Het vervoer- en commercialisatieverbod bedoeld in respectievelijk- 1, 3. en- 1, 8., is niet van toepassing op dode lichamen of daarvan afkomstige producten van wildsoorten opgenomen in bijlage III tijdens de periode vastgesteld door de Regering, in overleg met de andere gewestregeringen.

    De Regering bepaalt de transport- en commercialisatievoorwaarden voor het wild, waaronder met name de controle van herkomst.

  4. De verbodsbepalingen bedoeld in- 1, 1., 5. en 6. zijn niet van toepassing op beheerswerkzaamheden in een gebied voorzien in een beheerplan dat is aangenomen conform artikelen 29, 32, 37 en 50, voor zover de betrokken werkzaamheden niet direct noch indirect nadelig zijn voor het behoud of herstel in een gunstige staat van instandhouding van de populaties van de betrokken soorten en er, voor de soorten van communautair belang bedoeld in bijlage II.1, geen andere bevredigende oplossing bestaat.