Terug naar

Voordimensionering van de tank voor het hergebruik van hemelwater

Men kan op verscheidene manieren een ruwe schatting maken van het volume van de tank :

  • Op basis van een vereenvoudigde methode : men vergelijkt de jaarlijkse volumes opgevangen hemelwater met de jaarlijkse behoeften aan hemelwater.

    Volume van de tank [m³] = ten minste het opgevangen hemelwater / behoeften [m³/jaar] X gewenste autonomie [dagen] (tussen 2 en 5 weken, dus 14 tot 35 dagen) / 365 [dagen]

  • Op basis van een gedetailleerde berekening per dag , volgens het reële gebruik van de lokalen (waarbij men rekening houdt met de vakanties en feestdagen): als de nodige gegevens beschikbaar zijn, stelt men een dagbalans op van het opgevangen water tegenover het afgenomen water , zodat men het volume kan bepalen dat de geselecteerde waterbehoeften het best dekt.
  • Afhankelijk van de in het gebouw beschikbare ruimte of van de capaciteit van een bestaande tank.

    In dit geval is het volume van de tank de beperkende factor en zal de keuze van de bediende aftappunten afhangen van de beschikbare hoeveelheid hemelwater.

Belang van een goede dimensionering

De berekening van de dimensionering kan incoherenties van het ontwerp aan het licht brengen, zoals de onmogelijkheid om alle aanvankelijk voor het hemelwater gekozen toepassingen te dekken, omdat de opvangoppervlakte te klein is. Men kan dan de nodige aanpassingen aanbrengen. Soms kan men overwegen om, met het akkoord van de eigenaren, de daken van aanpalende gebouwen op de tank aan te sluiten; men kan ook beslissen om alleen de dichtstbijzijnde toestellen met hemelwater te voeden.

De dimensionering van een installatie zal afhangen van het juiste evenwicht tussen de behoeften en de middelen, met een voldoende autonomie in droge periodes.

Men kan ook een buffervolume voorzien om bij hevig onweer het regenwater op te vangen.

Men moet er bovendien voor zorgen dat de tank ten minste eenmaal per jaar overloopt, om de laag met drijvende onzuiverheden te verwijderen.

 

Regenwaterput: Optimale dimensioneringBron: CERAA © Leefmilieu Brussel
  • Een te kleine tank zal vaak overlopen en maakt geen optimale valorisatie van het opgevangen volume water mogelijk. Bovendien zal ze snel leeg zijn als men veel water afneemt.
  • Een te grote tank wordt nooit volledig gevuld. De tank zal niet vaak genoeg overlopen om drijvende deeltjes te verwijderen. De accumulatie van deze deeltjes is schadelijk voor de waterkwaliteit (gisting, woekering van deeltjes, gevaar op verstopping...).

Aanpassing van het volume:

In deze stap houdt men rekening met het aantal droge dagen en met de reserve van de tank, om het optimale volume van de tank te bepalen:

  • De gekozen behoeften moeten volledig of grotendeels met hemelwater worden gedekt (streefdoel: 90 tot 100% van de gekozen behoeften), terwijl de tank regelmatig moet kunnen overlopen (enkele keren per jaar) om de oppervlaktelaag te verwijderen. De tank moet ten minste eenmaal per jaar overlopen.
  • De autonomie van de tank in droge periodes moet 2 tot 5 weken bedragen. Statistisch zijn de droge periodes meestal korter dan 2 weken en zelden langer dan 3 weken. Als het water te lang in de tank blijft, word de kwaliteit ervan aangetast; als het te kort in de tank blijft, kan het hemelwater zijn zuurte niet verliezen. In de vereenvoudigde evaluatiemethode gaat men uit van een autonomie van 21 dagen .

Enerzijds impliceert de onstandvastigheid van de behoeften en van de regenval een vermeerdering van het volume van de tank, zodat men een reserve van een aantal dagen heeft en voorkomt dat de tank te vaak droog staat (ze moet altijd ten minste 20 cm water bevatten, om geen zwevende deeltjes of afzettingen op te pompen. Als het water voldoende lang in een betonnen of gemetselde tank blijft – ten minste 3 weken – verliest het zijn zuurte, die de binnenleidingen zou kunnen aantasten.

De tank mag dus niet veel te groot zijn, behalve als ze een buffervolume heeft en naast de overlaat voorzien is van een afvoer met debietregeling.

  • De hoeveelheid uitdrogingsperiodes van de tank moet kleiner zijn dan 10% (ideaal 5 tot 10%). Dit percentage komt overeen met de verhouding dagen dat de tank droogstaat.

    Als de uitdroging te groot is (> 10%) moet men:

    • ofwel voor een grotere tank kiezen;
    • ofwel het verbruik van hemelwater beperken: minder toepassingen selecteren.

Hiervoor bestaan verscheidene min of meer complexe methoden. De Vlaamse Milieumaatschappij heeft een grafiek gepubliceerd voor de verificatie van de dimensionering, die hierna wordt weergegeven. De ordinaat geeft de parameters die betrekking hebben op de beschikbare hoeveelheid water, de basis de parameters van de te dekken behoeften. De krommen 1 tot 10 tonen het percentage droge dagen van de tank, dat onder de 5 tot 10% moet blijven. Het volume dat men voor de tank kiest, moet dus op of tussen deze krommen liggen. Als het te veel naar links ligt, is de tank te groot, als het te veel naar rechts ligt, is ze te klein.

 

Regenwaterput : dimensioneringBron: VMM © Leefmilieu Brussel

Opslaag: Op de ordinaat: een raming van de reële opgevangen hoeveelheid water voor 100 m² opvangoppervlakte, vermenigvuldigd met de bergingscoëfficiënt.

Verbruik: een raming van de dagelijks gebruikte hoeveelheid water voor 100 m² opvangoppervlakte, vermenigvuldigd met de bergingscoëfficiënt.

Merk op dat deze grafiek alleen geldt voor kleine gebouwen van minder dan 1.000 m². Voor grotere gebouwen zal men dus geval per geval een gedetailleerde berekening moeten maken.

  • Om het volume van de tank nauwkeuriger te berekenen, kan het nodig zijn het evenwicht tussen de opvangoppervlakte en de behoeften te herzien .