Terug naar

Voorafgaande studies

Algemene omgeving

Het stadslandbouwproject moet zo goed mogelijk geïntegreerd worden inzijn algemene omgeving. Bij aanvang van het project moet rekening gehouden worden met de volgende elementen:

  • gebouwen;
  • profiel van de gebruikers;
  • plaatselijke fauna en flora;
  • directe omgeving of wijk;
  • enz.

Co-creatie van gemeenschappelijke projecten

In eenzelfde gebouw

Om een langdurige werking te garanderen, is het van essentieel belang dat het collectief zich het project zo vroeg mogelijk kan toe-eigenen, zo mogelijk al in de ontwerpfase van het gebouw. Het is in alle gevallen noodzakelijk om een dragende groep samen te stellen van personen die betrokken zijn bij het project. Er worden verschillende vergaderingen georganiseerd om:

  • de rol van elke persoon te definiëren en een aantal permanente functies toe te kennen: coördinatie, interne communicatie en financiën;
  • de gemeenschappelijke visie uit te werken en vast te leggen:

    • managementplan / handvest / regels tussen de deelnemers;
    • een inrichtingsplan voor de site en de directe omgeving;
  • de beheersmodaliteiten te bepalen:

    • individuele percelen;
    • semi-gemeenschappelijke ruimten;
    • gezamenlijk beheerde percelen (coördinatie, oogstverdeling, collectieve werkplekken);
    • enz.
  • de concrete uitvoering van de teeltruimte te starten.

Op de schaal van de wijk

Het is belangrijk vooraf volgende zaken in acht te nemen:

  • Waar is de toegangsweg gelegen en wie heeft er toegang toe?
  • Is de teeltzone alleen toegankelijk via het terrein van een derde partij?
  • Zijn er voor de uitvoering van het project gemeenschappelijke inrichtingen nodig?
  • Wat zal de geluidsimpact van het project zijn (gereedschap, machines, enz.)?
  • Bestaat er een samenwerking tussen de omwonenden? Verenigingen, scholen, winkels, zaaduitwisselingen, beschikbaarheid van compost, enz.

Referentiegids voor Duurzame wijkontwikkeling

Zie ook: Voorziening | Geïntegreerd ontwerpproces en Voorziening | Participatieve benadering

Blootstelling aan zon en oriëntatie van de grond

Voor buitenteelten is de blootstelling aan de zon cruciaal voor het welslagen van het project. In het algemeen zorgt een oriëntatie op het zuiden of zuidwesten voor een optimale blootstelling van de gewassen aan de zon, maar we moeten vooral rekening houden met de schaduw veroorzaakt door de stedelijke omgeving. De omringende gebouwen kunnen namelijk voor schaduw zorgen. Op die manier kunnen we de ruimtes die op bepaalde momenten van de dag meer kans hebben op schaduw, beter inrichten, zoals de voet van gebouwen en ruimtes die tussen gebouwen zijn ingesloten. Voorafgaand aan de uitvoering van het project moet een opmeting worden  uitgevoerd van het aantal zonneschijnuren (fotoreportage).

Hierna worden de gewassen/planten gekozen op basis van deze opmeting.

Water

Toegang tot water is onmisbaar om gewassen te telen. We moeten daarom nagaan of er in de buurt van de te verbouwen grond water voorhanden is (regenwater, leidingwater en/of bronwater). Regenwater kan worden opgevangen via de daken van het gebouw of de serres en kan worden opgeslagen  in boven- of ondergrondse tanks. We moeten wel letten op het type materiaal gebruikt van het opvangoppervlak om mogelijke vervuiling met zware metalen te vermijden.

Zie ook het Dossier | Hergebruik van hemelwater

Bovendien moet het water goed worden beheerd: regelmatig besproeien, toepassing van waterbesparende maatregelen. Er zijn ook verschillende irrigatietechnieken mogelijk, afhankelijk van de kenmerken van het terrein: druppelsysteem, handmatige irrigatie, vertraagde irrigatie, enz. Het project dient gepaste oplossingen tot stand te brengen, zowel fysisch als organisatorisch.

Zie ook de infofiche  ‘Irrigatie - technieken om water te besparen'

Vervuiling van de bodem

In de stad kan de bodem verontreinigd zijn (historische of huidige verontreiniging) door:

Wanneer deze bodems worden gebruikt voor de productie van levensmiddelen, moet rekening gehouden worden met hun gezondheidsstatus om besmetting te voorkomen. Een bodemtest moet dan worden gepland.

Meer informatie in:

Structuur en stabiliteit van het gebouw

Stadslandbouw kan in verschillende vormen plaatsvinden, met telkens een specifieke belasting (tijdelijk of langdurig) en bezetting van de ruimte.

Bij teelt op of in een gebouw moet het draagvermogen van de structuren (daken, muren, enz.) zorgvuldig worden geanalyseerd, vooral als het een bestaand gebouw betreft. In het laatste geval bepaalt het draagvermogen welk type stadslandbouwproject kan worden ontwikkeld en hoe het moet worden uitgevoerd (keuze van technieken, keuze van lichte materialen, enz.).

Het gewicht van de productie-eenheden verschilt naargelang de gebruikte techniek:

  • teeltbakken: het gewicht varieert naargelang de dikte van de grondlaag. Bij een 30 cm hoge bak bedraagt de belasting minstens 150 kg/m² droge grond, wat kan oplopen tot meer dan 400 kg/m², afhankelijk van de waterverzadigingstoestand;
  • dak gereconstrueerde bodemculturen: het gewicht is vergelijkbaar met dat van teeltbakken;
  • hydrocultuur: het gewicht hangt af van de gebruikte techniek. Bij een techniek van het type NFT bedraagt het gewicht minder dan 150 kg/m²;
  • aquaponics: belasting van 1000 kg/m² voor een waterbassin van 1 meter hoog met vissen. Voor de planten, zie de belasting van hydrocultuur;
  • serres: afhankelijk van de bouwmaterialen. 

Bij nieuwe vastgoedprojecten moet in de co-creatiefase worden geanticipeerd op de kwestie van het draagvermogen.

Toegankelijkheid

De gecultiveerde grond moet toegankelijk zijn voor een gediversifieerd publiek, afhankelijk van de doelstellingen van het project: de mensen die er werken (particulieren of professionals), klanten, bezoekers. Volgende punten moeten in acht worden genomen:

  • Aan het begin van het project moet het mogelijk zijn om het basismateriaal aan te voeren, dat nodig is voor de aanleg van de tuin;
  • Tijdens de exploitatiefase moet een regelmatige aankomst en vertrek van personen, materieel en landbouwproducten worden voorzien en mogelijk gemaakt;
  • Voor professionele of gemeenschappelijk productie moet wellicht de doorgang van een voertuig worden voorzien;
  • In het geval van gewassen met een pedagogisch oogmerk moet de toegang voor personen met beperkte mobiliteit worden voorzien;
  • Voor terreinen die alleen toegankelijk zijn via de gebouwen (dak, binnen, enz.) moet een gemakkelijke en beveiligde toegang worden ingericht.
Laatste herziening op 13/06/2019