Terug naar

Bepaling van het luchtdichte volume, keuze en locatie van de technische installaties

Bepaling van het luchtdichte volume

Ook zonder precies te weten welke aansluitingen zich waar bevinden, moet de architect in staat zijn om de lokalen aan te duiden die deel zullen uitmaken van het luchtdichte volume en de technische lokalen, de technische kokers, sluizen, liftschachten enz. een goede plaats kunnen geven. Deze stap aan het begin van het project is van groot belang om te vermijden dat de luchtdichte barrière en de bijbehorende details later nodeloos ingewikkeld worden.

Voorbeeld van de definitie van de luchtdichte barrière© Leefmilieu Brussel

Normaal volgt de luchtdichte barrière de isolatie die het beschermde volume omgeeft. Het dient immers nergens toe om een wand te isoleren als die wand niet luchtdicht is.

Goede luchtdichtheid is bij renovatie moeilijker te realiseren dan bij nieuwbouw. Bij renovatie is het niet altijd mogelijk een continue luchtdichte barrière te verkrijgen, met name bij lichte renovatie (isolatie aan de binnenzijde, bestaande vloer enz.)

Er moet worden nagegaan of de aansluiting tussen de verschillende constructie-elementen of tussen de wand en de doorboring perfect is uitgevoerd indien die laatste de laag of lagen van de gevel raakt die de luchtdichtheid verzekert. Als deze aansluiting open ruimten bevat, moeten die worden dichtgestopt.

Bij grote gebouwen moet erop worden gewezen dat volgens de EPB-regelgeving

  • de luchtdichtheidstest mag, maar niet moet worden uitgevoerd voor alleen de EPB-eenheid. Het minimaal te testen volume is de EPB-eenheid, maar de test kan betrekking hebben op het volledige beschermde volume van het EPB-gebouw of op een geheel aan EPB-eenheden;
  • Het is echter niet toegestaan om de testnotie voor een testappartement of -kantoor toe te passen op alle andere appartementen of kantoren: het feit dat de test al dan niet geslaagd is voor één EPB-eenheid, betekent niet dat dat voor alle andere eenheden automatisch hetzelfde geldt. Er is dus slechts één test met één rapport geldig.
  • Bovendien wijzen we erop dat in gevallen waarbij de test per eenheid wordt gerealiseerd (bijvoorbeeld per individueel appartement binnen een collectieve woning), het ontwerp van de luchtdichte barrières en de testresultaten worden aangepast:
    • Het lekdebiet dat voor een EPB-eenheid wordt gemeten, is meestal hoger dan dat voor het beschermde volume in zijn geheel. De toegangsdeur, de liftschacht enz. zijn daarentegen minder problematisch, want de luchtstromen daar hebben een beperkte impact. Ze hebben enkel invloed op de luchtdichtheid in de EPB-eenheid "gemeenschappelijke gedeelten".
    • De luchtdichtheid tussen EPB-eenheden moet ook perfect zijn. Dit geldt bijvoorbeeld voor de overloopdeur van elk appartement binnen een collectieve woning. Elke deur wordt daar als buitendeur behandeld. Gebeurt dit niet, dan kan theoretisch een correcte infiltratietest worden gerealiseerd door de "ventilatiedeur" in de buurt van de overloopdeur te plaatsen, aangezien die deur een aanzienlijk luchtverlies oplevert.

Luchtdichte barrière en schoorsteeneffect?

De weg die de luchtstroom als gevolg van het schoorsteeneffect aflegt© Leefmilieu Brussel

Om goed te begrijpen hoe de luchtlekken in sluizen, trappenhuizen, liftschachten enz. worden aangepakt, is het belangrijk om te begrijpen hoe het schoorsteeneffect werkt. Vanaf een of twee verdiepingen kan dit fenomeen zich voordoen en het kan een significante impact hebben op de luchtlekken.

Het schoorsteeneffect kan niet worden weggenomen. De gevolgen kunnen echter wel worden verzacht door een wijziging van het ontwerp van de muren en de binnenwanden. Wanneer de door de wanden binnen het gebouw veroorzaakte weerstand tegen luchtstroming toeneemt, neemt het drukverschil via de vloeren en muren van de verticale schachten toe en neemt het drukverschil via de buitenmuren af.

Het schoorsteeneffect moet dus worden beperkt door de wanden langs de trappenhuizen, liftschachten, kokers en alle andere "schoorstenen" binnen hoge gebouwen luchtdicht te maken.

Het is belangrijk om te vermelden dat deze openingen in de meeste gevallen in het bovenste gedeelte moeten worden geventileerd (koninklijk besluit van 19 september 1997). De toegangselementen moeten dus zeer goed dicht worden gemaakt.

Op de gelijkvloerse verdieping zijn er vaak meer openingen die luchtlekkage bevorderen dan op de hogere verdiepingen. Het gaat daarbij meestal op toegangsdeuren en/of deuren die uitkomen op ondergrondse parkings. Het neutrale drukvak is daarom meestal lager dan op de afbeelding hierboven en het drukverschil tussen binnen en buiten is bovenin het gebouw nog hoger.

Het is ook van groot belang om het dichtheidsverlies in de lagere gedeelten van de gebouwen te beperken. Een toegangssluis maakt het dankzij de dubbele deuren mogelijk deze grote luchtverplaatsingen tegen te gaan.

Luiken en rook- en warmteafvoeren (RWA's)

De luchtdichtheid loopt het meeste risico bij toegangsluiken tot niet-verwarmde zolders of afvoeropeningen voor rook en hete gassen. Deze openingen moeten bijzonder zorgvuldig worden behandeld: ze moeten als horizontale vensters worden beschouwd (kleefband tussen kozijn en gebouw, meerdere luchtdichte aanslagen…).

Trappenhuis en liftschacht

Lokalen die met het oog op de brandbeveiliging (zie verderop: Normen) of de luchtkwaliteit permanent geventileerd moeten worden (liftschachten, technische kokers, garage, ketelhuis…) en die dus nadelig zijn voor de luchtdichtheid, moeten worden uitgesloten van het beschermde volume (verwarmd en geïsoleerd) of moeten van aangepaste oplossingen worden voorzien.

Idealiter bevinden het trappenhuis en de liftschacht zich buiten het luchtdichte volume. Zo kan het schoorsteeneffect op elke verdieping worden beperkt: het drukverschil tussen binnen en buiten neemt af, waardoor het luchtdichtheidsverlies via de buitenmuren vermindert.

Laatste herziening op 01/01/2013