Terug naar

Luchtinlaten en -uitlaten

Luchtinlaten en -uitlaten zijn de raakvlakken tussen de buiten- en de binnenkant van het gebouw, waardoor verse lucht kan worden aangezogen en afgevoerd door mechanische ventilatiesystemen. In het algemeen worden de luchtinlaten en -uitlaten in de buitenmuren of daken geplaatst en door roosters beschermd tegen regen en het binnendringen van dieren of insecten.

Aandachtspunten bij de keuze van luchtinlaten en -uitlaten?

De keuze van luchtinlaten en -uitlaten gebeurt rekening houdend met de volgende elementen:

  • met roosters en oppervlakken die beperkte drukverliezen toelaten (bij de installatie, maar ook in de tijd: te fijne roostermazen vermijden);
  • met roosters om het binnendringen van ongewenste dieren te voorkomen;
  • met een beschermkap of deksel om te voorkomen dat regenwater binnendringt;
  • gemakkelijk demonteerbaar zodat ze kunnen worden gereinigd;
  • materialen die weerbestendig zijn en niet bederven en daarbij inwerken op het oppervlak waarop zij zijn bevestigd.

Keuze van het materiaal voor de buitenopening © Leefmilieu Brussel

Luchtinlaten en -uitlaten© Leefmilieu Brussel

    Aandachtspunten bij de plaatsing van luchtinlaten en -uitlaten?

    De luchtinlaten plaatsen:

    • dicht bij de ventilatoren (voorkomt overconsumptie van elektriciteit);
    • beschermd tegen zon en onweer;
    • toegankelijk om de roosters te kunnen reinigen;
    • bij voorkeur gericht op de dominante winden;
    • op voldoende afstand van de grond (om te voorkomen dat zij door sneeuw worden bedekt of in geval van overstroming).

    Alle risico’s van de toevoer van vervuilde of verontreinigde lucht vermijden:

    • vervuilde lucht:
      • tussen 8 en 10 m tussen de luchtinlaat en -uitlaat die zich in hetzelfde horizontale vlak bevinden (regels voor goede praktijken);
      • lagere plaatsing van de luchtinlaat dan de luchtuitlaat;
    • verontreinigde lucht (vuilnisruimten, parkeerterrein, koeltoren, terras (sigarettenrook), uitlaatpijp voor verbrandingsgassen, enz.):
      • minimaal 20 m tussen de verontreinigde bron en de luchtinlaat;
      • plaatsing van de luchtinlaat op een hoogte ten opzichte van de grond;
      • plaats de luchtinlaat in het algemeen niet op een gevel dicht bij een bron van vervuiling.

    De luchtuitlaten plaatsen:

    • minimale afstand van een naburig gebouw (minimaal 8 m);
    • minimale afstand van de luchtinlaat en plaatsing erboven.

    Hoe de grootte van de luchtinlaten en -uitlaten bepalen?

    Nieuwe luchtinlaat

    • De snelheid van de lucht door het rooster beperken tot 2 m/s om:
      • het aanzuigen van regenwater te vermijden;
      • geluidshinder te beperken.

    Luchtuitlaat

    • De snelheid van de lucht door het rooster beperken tot 3-5 m/s om geluidshinder te beperken

    Regelgevende en normatieve aspecten

    Voor luchtuitlaten dient men zich ervan te vergewissen dat de volgende voorwaarden in acht worden genomen:

    Meer weten

    Bijgewerkt op 07/12/2022