Terug naar

Voorafgaand onderzoek van de site

Om duurzaam en met het oog op integratie van het perceel in een continu ecologisch netwerk te kunnen ontwerpen, moet een voorafgaande diagnose van de bestaande situatie plaatsvinden. Dit betekent dat moet worden onderzocht welke planten- en diersoorten op de site aanwezig zijn. Er wordt een nauwkeurige inventaris opgemaakt en er wordt een plattegrond opgesteld waarop de abiotische en biotische elementen worden vermeld.

Indien het terrein een specifieke natuurbeschermingsstatus heeft (Natura 2000, natuur- of bosreservaat, gebied met hoogbiologische waarde, ...) of indien het perceel meer dan 5000 m² beslaat, dient een inventaris te worden opgemaakt door een erkend expert (ecoloog, bioloog of andere in dit domein gespecialiseerde persoon).

Analyse van de abiotische elementen

Locatie : groene stad of dichtbebouwde stad (impact op de te behalen BAF+)

  • De groene stad , waar een groter evenwicht is tussen de onbebouwde en de bebouwde oppervlakten, leent zich beter voor de aanleg van tuinen in volle grond en vochtige zones, met talrijke mogelijkheden voor habitats voor de fauna en de flora.
  • In contrast hiermee is er de dichtbebouwde stad , waar de mogelijkheden voor de fauna en de flora veel beperkter zijn vanwege de overwegend kleine, meestal verharde ruimten en grotere bevolkingsdruk. Hier zullen eerder voorzieningen zoals groendaken en groene gevels worden toegepast.

Groendaken en groene gevels aan de achterkant van een appartementsgebouw in Anderlecht

?Figure 4 : Toitures vertes et murs verts à l’arrière d’un immeuble à appartements à Anderlecht, 
photo : ceraa asbl.?foto: ceraa vzw.

Bodemkwaliteit

Vervuiling

De samenstelling en structuur van de onbebouwde grond die aan de verschillende stedelijke infrastructuren (gebouwen, wegennet, netwerken enz.) grenst, is meestal door de bouwplaatsen en andere menselijke activiteiten aangetast (geroerde grond, heterogene aanaardingen, inklinking enz.).

Waar moestuinen worden gepland, moet de samenstelling en de structuur van de bodem eerst worden geanalyseerd (aanwezigheid van zware metalen of polycyclische aromatische koolwaterstoffen). Dit onderzoek is relatief prijzig, maar er bestaan premies voor (zie Elementen voor een duurzame keuze, Economische aspecten).

De aanleg van een moestuin op een verontreinigde bodem kan grote gevolgen hebben voor de gezondheid ! Sommige verontreinigende stoffen kunnen immers terechtkomen in de groenten of het fruit dat we consumeren. In dat geval moet eerst een bodemanalyse worden uitgevoerd alvorens dingen aan te planten in de moestuin.

Agronomische kwaliteit

De keuze van de planten dient te worden afgestemd op de kwaliteit van de bodem. Een agronomische bodemanalyse is relatief goedkoop. U kunt ermee vermijden dat u met planten aan de slag gaat die hier niet op hun plaats zijn.

In sommige gevallen, afhankelijk van het type gekozen of ter plaatse groeiende planten, kan het nodig zijn de bodem luchtiger te maken en zo de kwaliteit te verbeteren. Bij de aanleg van een moestuin kan het aanbrengen van een laag teelaarde ook gewenst zijn. Wel moet de inbreng van landbouwgrond met een hoog stikstof- of fosforgehalte worden vermeden, want dat kan leiden tot intensief onderhoud om de verspreiding van ongewenste woekerende soorten te vermijden: brandnetels, distels (akkerdistel), zuring… Grond met een agronomische waarde moet bovendien niet worden 'verspild' aan siertuinen, parken enz.

Een + voor de biodiversiteit:

  • Controleer de "biologische neutraliteit" van de grond. Er hoeft bijvoorbeeld niet meer dan een klein stukje wortel van de Japanse Duizendknoop in de aangebrachte grond te zitten om de hele site door deze plant te laten overwoekeren.
  • Lokaal binnen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, in Ukkel bijvoorbeeld, bestaat nog zandgrond en opgespoten grond. Dit is interessant met het oog op de biodiversiteit. Deze grond moet daarom niet worden "verbeterd', want voedselarme grond biedt ruimte voor een bijzondere vorm van biodiversiteit (diverse, originele plantensoorten enz.). Onbegroeide verticale taluds die veel zonlicht ontvangen, moeten niet worden beplant, want hier kunnen wilde vliesvleugelige insecten zich vestigen.

Bodemgesteldheid

Bovendien kunnen "ondergrondse infrastructuren" (leidingen, funderingen, inspectieputten, reservoirs, enz.) de plantengroei belemmeren en op al dan niet lange termijn door de wortelgroei van die planten schade oplopen. Kies in elk geval planten die aan deze beperkingen tegemoetkomen.

Bebouwde volumes, muren en wanden, oppervlaktetypen ...

De eisen inzake de energieprestaties, de luchtdichtheid en de compactheid van gebouwen kunnen ertoe leiden dat holle ruimten en spleten verdwijnen. Die boden de fauna in het verleden schuil- en nestelgelegenheid en toegang tot de ruimte onder het dak.

Bij renovatie worden gebouwen bijvoorbeeld vaak geïsoleerd. Dit betekent dat bulstergaten en andere openingen verdwijnen. Het is echter van groot belang om de bestaande diersoorten te respecteren en te beschermen. Tijdens het ontwerp van het project moeten daarom openingen, holten, uitsteeksels hoeken enz. in de gevels en daken worden voorzien. Wel moet erop worden gelet dat die de energie-eigenschappen van de bouwmantel niet aantasten.

De structuur van het gebouw indien de voorziening voor gewichtsbelasting zorgt

De realisatie van groendaken en groene gevels en de realisatie van dakmoestuinen of bijenkasten op het dak zorgt voor extra belasting van dat dak. Tijdens de ontwerpfase van het dak dient rekening te worden gehouden met deze voorzieningen en de locatie ervan (zie dossiers Een groendak realiseren - Een groene gevel realiseren ).

Onderhoudsarm groendak en bijenkasten op het dak

Onderhoudsarm groendak en bijenkasten op het dakCameleon (Batex 25) © CERAA asbl

Analyse van de biotische elementen

Tijdens deze fase kan worden vastgesteld welke flora en fauna op de site aanwezig is en wat de impact van de mens is. Overzicht en analyse van de kenmerken van de elementen die het ecosysteem van het perceel vormen (+ ecologische context, nabijheid van kolonies, nabijheid van netwerkelementen enz.). Ook het volgende wordt genoteerd:

  • De aanwezigheid van schuilplaatsen, zoals ruimte voor vleermuizen onder de daklijsten, schuilgelegenheid voor egels, insecten enz.

    Voor meer informatie, zie dossier Habitat bieden aan fauna

  • De aanwezigheid en de diversiteit van lokale en inheemse soorten die bijdragen aan de aanwezigheid van met name bestuivende insecten en vogels.
  • De aanwezigheid van bomen, struiken, planten die bessen en andere vruchten produceren en zo vogels en andere dieren aantrekken.
  • De aanwezigheid van een ongemoeid gelaten grasveld (eenmaal per jaar gemaaid), want dit milieu biedt insecten en hun larven een schuilplaats in de winter.
  • De aanwezigheid van een waterpartij op het perceel die amfibieën kan aantreffen, op voorwaarde dat deze aan bepaalde kenmerken voldoet: zacht aflopende oever, vegetatie enz. (laat de amfibieën zelf naar het water komen, haal ze niet uit de natuur (illegaal) / laat geen in de winkel gekochte exotische soorten vrij).

Analyse van de beperkingen en voordelen

Analyse van de beperkingen en mogelijkheden die het perceel biedt op het niveau van:

  • De beschikbare ruimte en de beschikbare oppervlakte op volle grond,
  • De gebouwen. De bebouwde volumes, muren en wanden, oppervlaktetypen en aanwezige elementen op het perceel worden genoteerd en geanalyseerd: functiedetails, afmetingen, kenmerken, status van de componenten.
  • De uitrustingen,
  • De toegankelijkheid van de betreffende oppervlakten,
  • De te treffen maatregelen voor het beheer en het onderhoud van de voorzieningen,
    • De verwachtingen met betrekking tot de natuur (landschappelijk aspect, sociaal-cultureel aspect, economisch aspect...).
Laatste herziening op 03/12/2019