Terug naar

Behandeling van de toegangen en de paden

Hoe behandelt men de opening van het perceel ?

In sommige gevallen kan het openen van het perceel interessant zijn. Het betreft gebouwen in het midden van een perceel, die de aanleg vereisen van paden op de schaal van het perceel. De aanleg van deze paden moet niet alleen rekening houden met de behoeften van de interne gebruikers van de site. Men moet in een straal van 500m rond het perceel een overzicht maken van de polen die voetgangersstromen kunnen voortbrengen (scholen, halten van het openbaar vervoer, horeca, besturen, parken, speelpleinen, enz.). Deze diagnose moet de identificatie van de natuurlijke trajecten van de voetgangersstromen mogelijk maken. Soms kan de opening van een perceel deze paden vergemakkelijken of, verkorten.

Dankzij de analyse van het stramien van de wegen kan men ook het potentieel van het openen van het perceel identificeren: vorming van binnenwegen (bijvoorbeeld tussen twee wegen), ontsluiting, enz.

Men moet het openstellen van het perceel voor alle gebruikers dus niet als een 'bedreiging' voor de rust van de site zien, maar integendeel als een mogelijkheid om de stedelijke werking in haar geheel te verbeteren en de site gebruiksvriendelijker te maken.

In zijn cahier GO10 introduceert het Brussels Hoofdstedelijk Gewest het concept van het 'doordringbare weefsel ', dat zoveel mogelijk doorstromingstrajecten schept door parken en woningblokken, zodat de voetganger een fijnmazig, autonoom net kan gebruiken, ver van de hinder en de gevaren van het autoverkeer. In dezelfde geest moedigt het Cahier GO10 het gebruik van bestaande paden aan, door:

  • privéwegen door middel van erfdienstbaarheden toegankelijk te maken voor het publiek;
  • de veiligheid van personen te verzekeren door middel van afspraken met de eigenaren;
  • de doorgangen zichtbaar en leesbaar te maken (informatie geven over de plaatsen waarop ze uitkomen).

Pad door het perceel van een mede-eigendom in Sint-Lamberts-Woluwe

image3(Bron : Technum)

Welke verharding voor de paden ?

De kwaliteit van de infrastructuur en van de aanleg (zoals de kwaliteit van de materialen die men voor de verharding kiest) is primordiaal in een duurzame optiek.

Men moet met verscheidene uitdagingen rekening houden:

  • Het comfort en de toegankelijkheid verzekeren van alle gebruikers, ook van personen met beperkte mobiliteit;
  • Indien mogelijk de ondoorlatendheid afdichting van de bodem beperken.

Het Voetgangersvademecum van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest identificeert de aandachtspunten in termen van bodemverharding voor zowel de gebruikers als de beheerder:

  • de vlakheid (gelijkmatigheid van het oppervlak);
  • de stabiliteit (geen scheuren of verzakkingen);
  • de stroefheid (m.a.w. de grip op het oppervlak: een goede stroefheid voorkomt dat de gebruikers uitglijden);
  • de afwezigheid van obstakels (in de ruime betekenis: men moet letten op waterstromen, overgangen tussen verschillende verhardingen, roosters, deksels, beschermzones aan bomen, boomwortels, enz.);
  • de waterafvoer verzekeren;
  • de leesbaarheid en de zichtbaarheid van het pad (men kan bijvoorbeeld verhardingen in verschillende kleuren voor fietsers voorzien);
  • de netheid en het onderhoud ;
  • de duurzaamheid van de materialen;
  • de kostprijs.

Verhardingen in verschillende kleuren voor de fietspaden

image4 (Bron: Brussel Mobiliteit)

De geleidelijnen zijn overigens van essentieel belang om slechtziende personen te helpen bij hun verplaatsingen. De natuurlijke gidslijnen worden gevormd door gevels, stoepranden, balustrades, enz. Wanneer deze elementen ontbreken, kunnen geleidelijnen op de grond worden aangebracht, door het gebruik van een gedifferentieerde, ribbelvormige verharding van een contrasterende kleur.

Algemeen beschouwd heeft elk type van verharding (betonstraatstenen en -tegels, natuursteentegels, tegels met drainerende openingen, gebakken tegels, verhardingen van beton of bitumen, ecologische materialen enz.) zijn eigen kenmerken. De keuze moet dus afhangen van een zorgvuldige analyse van de verschillende bovenvermelde aandachtspunten die elke omgeving eigen zijn.

Sommige drainerende verhardingen lijken beter geschikt om de toegankelijkheid voor personen met beperkte mobiliteit te bevorderen :

Gestabiliseerd vergruisd grind (grindzand)

image6(Bron : NORPAC)

Rond grind

image7(Bron: NORPAC)

Houten beplatingen (inheemse houtsoorten)

image5(Bron : NORPAC)

Drainerende verharding van poreuze betontegels

image8(Bron: Bruxelles Mobilité)

Hoe de niveauverschillen beheren ?

Hellingen en trappen zijn de meest voorkomende oplossingen om niveauverschillen te overbruggen, waarvoor het Voetgangersvademecum van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bepaalde voorschriften bevat.

In het ideale geval moeten hebben de hellingen een niveauverschil van maximum 5% over een maximumlengte van 10 m vertegenwoordigen , met aan weerszijden ruimte voor een draaibeweging met een diameter van 1,5 m. Wanneer de geometrie van de ruimte dergelijk hellingen niet toelaat, zullen steilere hellingen over kortere lengtes worden toegestaan (zie onderstaande tabel). De diameter van de rustbordessen blijft op 1,5 m bepaald.

Maximale lengte van de hellingen in functie van het niveauverschil

NiveauverschilMaximale lengte
7%5 m
8%2 m
12%0,5 m

(Bron: Brussel Mobiliteit)

Indien de configuratie van de ruimte niet toelaat om deze hellingen in acht te nemen, wordt de weg als ontoegankelijk beschouwd en moet een alternatieve weg worden aangegeven en ingericht.

De hellingen en bordessen zijn aan weerszijden voorzien van dubbele leuningen (met een leuning op respectievelijk 75 cm en 90 cm boven de grond, die beide onderaan en bovenaan 40 cm doorlopen).

Schema van een toegankelijke toegangshelling

image9 (Bron: Brussel Mobiliteit, volgens het CAWaB (Collectif Accessibilité Wallonie-Bruxelles))

De trappen moeten bestaan uit rechte trapdelen en slipvrije treden met dezelfde afmetingen om de voetganger niet te verrassen. De treden zijn voorzien van een stootbord en zijn tussen 16 en 18 cm hoog en tussen 28 en 32 cm diep. Om de vijftien treden is er een rustbordes. Aan weerszijden van de trap moeten dubbele leuningen worden geplaatst met dezelfde kenmerken als de leuningen voor de hellingen en rustbordessen.

Het is belangrijk dat de eerste en laatste trede van elk trapdeel gemakkelijk te identificeren zijn, door het gebruik van een contrasterende kleur. Bovendien moeten waarschuwingsmarkeringen (60 cm brede stroken van noppentegels over de volle breedte van de trap) worden aangebracht, op 60 cm van de eerste trede en op 60 cm van de laatste trede van de trap, om blinde personen op een gevaar te wijzen.

Schema van een toegankelijke trap (Bron: Brussel Mobiliteit, volgens het CAWaB

image10 (Collectif Accessibilité Wallonie-Bruxelles))

Wat te doen met dwarshellingenHoe de helling voor waterafvoer behandelen ?

Dwarshellingen voor de waterafvoer mogen ten hoogste 2% bedragen om geen extra spierkracht te vragen en geen risico op kantelende rolstoelen te veroorzaken. Ze zijn niet toegestaan op hellingen of rustbordessen tussen de hellingen.

Welke verlichting?

De verlichting is een belangrijk element voor zowel de veiligheid als de toegankelijkheid en de leesbaarheid van het pad. De verlichting moet een intensiteit van 20 lux hebben (berekend op grondniveau: meting van de 'horizontale verlichting'). Wit licht verdient de voorkeur voor een goede kleurenweergave (bijvoorbeeld opdat boombladeren er niet bruinachtig zouden uitzien).

Welke bewegwijzering?

De bewegwijzering moet de toegang tot gebouwen en diverse interessepunten goed herkenbaar maken. Ze draagt bij tot een goede leesbaarheid van het pad.

Ze is bijzonder belangrijk in het geval van in het midden van een perceel ingeplante gebouwen, om de toegang tot het gebouw aan te geven, de uitgang naar de openbare ruimte, de toegang tot parkeerpunten (voor alle vervoersijzen) en de polen in een straal van ongeveer 500 m rond het perceel (halten van het openbaar vervoer, speelpleinen, parken, scholen, besturen, horeca, enz.). Wanneer een gebouw verscheidene toegangen of verscheidene uitgangen naar de openbare ruimte heeft, is de bewegwijzering des te belangrijker.

Ze kan samengesteld zijn uit richtingaanwijzers (borden, markeringen op de grond, enz.) of in grote percelen of percelen met meerdere gebouwen een overzichtsplan dat de verschillende gebruikers wegwijs maakt op het perceel.

Tweetalige bewegwijzering voor voetgangers in Mulhouse

image11( Bron: Unser Land )

De bewegwijzering moet altijd aan de regels voor de toegankelijkheid voor personen met beperkte mobiliteit voldoen, met name in termen van de lettergrootte of contrast.

Zie voorziening Een aangepaste, zichtbare signalisatie.

Hoe organiseert men het samenleven van de verschillende gebruikers?

De aanleg moet een optimale samenleving tussen alle gebruikers mogelijk maken, vooral op het vlak van het delen van de ruimte en op dat van de veiligheid en de zichtbaarheid. Men kan innoverende oplossingen toepassen, zoals (woon)erven wanneer auto's aanwezig zijn.

Deze zones streven naar een betere verdeling van de ruimte tussen de verschillende gebruikers en leggen het autoverkeer aan banden (meestal geldt voor particuliere voertuigen een snelheidsbeperking van 20 km/u). Soms hebben ze geen niveauverschillen : geen voetpaden, actieve vervoermiddelen de volledige ruimte kunnen gebruiken en voorrang hebben (de automobilisten hebben een 'waakzaamheidsplicht' tegenover de andere gebruikers). In dit geval moet men echter bijzondere aandacht wijden aan de toegankelijkheid voor personen met beperkte mobiliteit (voornamelijk slechtzienden).

Om een goede toe-eigening van een dergelijke aanleg te garanderen, kan men acties plannen voor de bewustmaking van de gebruikers voor de benutting van de 'gedeelde ruimten'.

Zie de Brochure ter attentie van de wegbeheerders – 5: Het (woon)erf van het BIVV (Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid).

Hoe garandeert men de toegankelijkheid voor personen met beperkte mobiliteit?

Men moet de elementen die de toegankelijkheid voor PBM belemmeren (zoals grote niveauverschillen) snel identificeren. De looproutes moeten strikt voldoen aan de normen van Titel 4 van de gewestelijke stedenbouwkundige verordening (GSV) (toegankelijkheid van gebouwen voor personen met beperkte mobiliteit). De toepassing van deze normen vormt een meer dan voldoende standaard voor alle andere actieve vervoerswijzen, aangezien men volgens het principe 'wie meer kan, kan ook minder' de meest dwingende norm moet hanteren.

Welke veiligheidsvoorzieningen?

De ingangen van de gebouwen moeten veilig zijn. Men gebruikt momenteel meerdere oplossingen (sleutels, toegangsbadges, enz.).

De ingangen moeten bovendien een dialoog voeren tussen het gebouw en de openbare ruimte, en moeten comfort en gebruiksvriendelijkheid verzekeren.

Welke akoestische aanpak?

Het cahier GO10 : Richtlijnen voor een voetgangersvriendelijke stad, uitgegeven door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, identificeert lawaai als een element dat het voetgangersverkeer tegenwerkt: "De voetganger is erg gevoelig voor een oneffen, onstabiele ondergrond, obstakels, duistere hoeken, wind en lawaai" (Brussel Mobiliteit). De paden en de toegang tot de gebouwen moeten rekening houden met deze problematiek:

  • De percelen en de binnenzones van de huizenblokken moeten in de mate van het mogelijke toegankelijk zijn voor voetgangers en voor actieve vervoermiddelen, maar moeten ook een bescherming vormen tegen lawaai van buitenaf, vooral van het autoverkeer;
  • De voetgangerspaden binnen de percelen moeten desgevallend worden ontworpen om bronnen van geluidshinder te vermijden, zoals verluchtings- en ventilatie-uitlaten, loskaden, etc.
  • Ten slotte valt op te merken dat voorzieningen om de snelheid van particuliere voertuigen binnen de percelen te beperken, bijdragen tot een vermindering van de geluidshinder van het autoverkeer.

Hoe houdt men de ecologische continuïteit in stand?

De paden moeten in de mate van het mogelijke de ecologische continuïteit vrijwaren.

Men kan verscheidene oplossingen in aanmerking nemen:

  • het gebruik van drainerende materialen die de biodiversiteit in de hand werken, zoals kanaalplaten (als dat mogelijk is. Let op: niet al deze verhardingen zijn bevorderlijk voor de toegankelijkheid voor personen met beperkte mobiliteit);

Met gras begroeide kanaalplaat

image12 (Bron: Pays de Gâtine Parthenay)

  • beplating van de paden : men kan faunapassages voorzien om de fragmentering van de ecologische habitat te beperken.

Faunapassage onder een afgedichte parking

image13(Bron; NORPAC)

Hoe garandeert men de kwaliteit en de gebruiksvriendelijkheid van de paden?

Brussel Mobiliteit wil de kwaliteit van de beleving verbeteren door

  • transparante gevels die de monotonie verbreken;
  • door een snelle afwisseling van ingangen en gemengde functies te bevorderen;
  • openbare of semi-openbare verblijfplaatsen in te richten (terrassen, tuintjes, galerijen, schuilhokjes, enz.);
  • uitzichten en perspectieven te scheppen (als de plaatselijke configuratie dat mogelijk maakt);
  • muurschilderingen, foto's, standbeelden enz. die verband houden met de buurt in het stedelijke landschap op te nemen.

Raadpleeg ook dossier De wisselwerking tussen een gebouw en zijn context bevorderen.

Laatste herziening op 15/01/2016