Terug naar

Starten

Elk gebouw in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is potentieel geschikt om vogels te ontvangen, ofwel in het kader van grote werkzaamheden (renovatie of nieuwbouw) ofwel in bv. eenvoudig ophangen nestkasten aan de gevel.

Naast de versterking van het ecologisch netwerk in het stedelijk milieu, helpen leefruimtes voor vogels ook mee aan de sensibilisering van het grote publiek. Een nestkast op een muur herinnert iedereen aan de aanwezigheid van vogels in een dicht bebouwde omgeving en laat bijvoorbeeld kinderen in contact komen met een diersoort die ze gemakkelijk kunnen observeren.

Het ontwerp van nestkasten voor vogels past in een globale benadering die je terugvindt in het dossier 'Leefruimtes bieden aan de fauna'.

Jonge gierzwaluwen in hun nestkast

Jonge gierzwaluwen in hun nestkast© Ornithomedia.com

Welke types nestkasten voor vogels zijn geschikt voor bevestiging in of aan een gebouw?

Nestkasten voor vogels in of aan een gebouw kunnen van het op te hangen of het geïntegreerde type zijn.

Opgehangen nestkast

Opgehangen nestkast© Union des Villes et Communes de Wallonie

Geïntegreerde nestkast

Geïntegreerde nestkast© martinew.canalblog.com

Geïntegreerde nestkasten voor vogels op de schaal van een gebouw bestaan in holtes gelegen in de mantel van het gebouw, die diverse vormen kunnen aannemen: stellinggaten in oude gevels, ruimtes onder de kroonlijst, nestkasten ingewerkt in de ruwbouw of het gebruik van nestkasten in holle bakstenen.

Welke vogelsoorten komen potentieel in aanmerking?

Nestkasten hebben verschillende kenmerken, afhankelijk van de beoogde vogelgroep. Vogels kunnen immers op de volgende manier in groepen worden ingedeeld:

Semi-holenbroeders : dit zijn vogelsoorten die hun nest maken in natuurlijke of kunstmatige spleten die in verbinding staan met de buitenkant van het gebouw. In Brussel wordt deze groep voornamelijk vertegenwoordigd door de zwarte roodstaart, de witte kwikstaart en grote gele kwikstaart.

Zwarte roodstaart (Phoenicurus ochruros)

Zwarte roodstaart (Phoenicurus ochruros)

Holenbroeders : dit zijn vogels die diepere en gesloten holtes zoeken om hun eieren in te leggen. Deze groep omvat onder meer de huismus, de gierzwaluw, de boerenzwaluw, de huiszwaluw, de koolmees en de pimpelmees. Mussen en mezen maken ook gebruik van aan gevels opgehangen nestkasten.

Gierzwaluw (Apus apus)

Gierzwaluw (Apus apus)

Vogelgroep Kenmerken Gezochte nestplaats
Semi-holenbroeders

Zwarte roodstaart

(Phoenicurus ochruros)

Zwarte roodstaart (Phoenicurus ochruros)

  • Het mannetje van de zwarte roodstaart heeft donkergrijze of zwarte veren. De stuit en de staart zijn roestrood, en zeer duidelijk in de vlucht of wanneer de staart opengespreid is. Soms is een vlek met witte veren zichtbaar op de vleugel .
  • Het vrouwtje is valer, met uniforme asgrijs-bruine veren. De grijze borst vertoont enigszins donkere strepen.
  • De zwarte roodstaart is afkomstig uit bergstreken waar hij tussen rotsen en steenpuin geschikte broedplaatsen vindt, maar heeft zijn broedgebied uitgebreid naar milieus die overeenkomst vertonen met zijn oorspronkelijke leefruimte, zoals dorpen en steden.

Gekraagde roodstaart

(Phoenicurus phoenicurus)

Gekraagde roodstaart  (Phoenicurus phoenicurus)

  • Het prachtige verenkleed van het mannetje, met de leisteengrijze rug, de oranjerode borst, zijn zwarte masker waar een witte band door loopt en zijn rosse staart maken hem tot een van de mooiste zangvogels .
  • Voor deze vogel, die zowel op het platteland als in dorpen en stadsranden voorkomt, is de aanwezigheid van loofbomen onmisbaar.
  • In de stad verkiest hij twee soorten milieus als leefruimte: de zomen van parken, bossen of wouden of de binnenkant van huizenblokken waar voldoende groen en bomen aanwezig zijn.

Witte kwikstaart (Motacilla alba)

Witte kwikstaart (Motacilla alba)

  • De witte kwikstaart is een antropofiele vogel of cultuurvolger (die gewoon is om in de directe nabijheid van mensen te leven) met een opvallend silhouet (lange staart en korte vleugels) en zeer herkenbare kleuren.
  • Zijn lange staart wipt voortdurend op en neer.
  • Zijn veren zijn volledig wit en zwart met grijze schakeringen.
  • De witte kwikstaart bewoont zeer diverse open leefruimtes, die droog kunnen zijn maar liever vochtig. Zonder echt aan het water gebonden te zijn, treffen we hem toch vaak in de nabijheid hiervan aan.
  • Hij houdt van grasperken in de stad, van braakliggende industrieterreinen, wegen, stortplaatsen, enz.
  • Een andere voorwaarde voor zijn aanwezigheid in de voortplantingsperiode is de beschikbaarheid van plaatsen die zich lenen voor semi-holennesten (rotsspleten e.d.).

Grote gele kwikstaart

(Motacilla cinerea)

Grote gele kwikstaart  (Motacilla cinerea)

  • Deze vogel heeft een grijze rug en een lange staart met witte stuurpennen.
  • Het mannetje heeft een felgele onderkant, van de borst tot aan de staart.
  • Zijn zwarte keelvlek is weinig opvallend en verdwijnt na de voortplantingsperiode. Het vrouwtje en de jongen hebben deze zwarte keelvlek niet.
  • De grote gele kwikstaart is zeer afhankelijk van water, vooral stromend water, vaak in de nabijheid van woningen en bruggen. Hij nestelt zowel in een bosrijke als in een open omgeving.
Holenbroeders

Gierzwaluw

(Apus apus)

Gierzwaluw (Apus apus)

  • De gierzwaluw is gemakkelijk herkenbaar aan zijn donkere veren en zijn lange smalle vleugels. Zelfs in een lage en snelle vlucht houdt hij zijn vleugels altijd gestrekt, nooit gebogen. In de vlucht lijkt hij met zijn sikkelvormige vleugels bijna op een boog.
  • Dankzij deze aërodynamiek kan hij heel zijn leven vliegend doorbrengen, met uitzondering van de periode van nestbouw. Dan strijkt het vrouwtje neer om haar eitjes te leggen en uit te broeden, en haar jongen te voeden.
  • Midden augustus verlaten de gierzwaluwen ons land en vertrekken ze tot mei van het volgende jaar naar Afrika.
  • Elke holte op een hoge plaats, vooral in of ter hoogte van de kroonlijst, is een goede nestplaats, op voorwaarde dat ze niet te klein is en dat de ruimte voor de holte voldoende open is.
  • Er bestaan verschillende modellen nestkasten voor gierzwaluwen.
  • Andere vogelsoorten kunnen ze eveneens gebruiken.

Huismus

(Passer domesticus)

Huismus  (Passer domesticus)

  • De huismus is zo'n vertrouwde verschijning dat we ze nauwelijks aandacht schenken, hoewel dit springerige, stevige en gedrongen bolletje veren onze aandacht meer dan waard is.
  • De vrouwtjes en jonge vogels zijn bleek en bruin-grijs van kleur, terwijl de mannetjes feller gekleurd zijn met zwarte, witte en bruine plekken.
  • Deze zaadeter voedt zich voornamelijk met granen en andere zaden, maar hij is niet kieskeurig en eet ook diverse ongewervelden, vooral insecten , die overigens als basisvoedsel voor de jongen dienen.
  • De huismus leeft in alle soorten door de mens gewijzigde leefgebieden, zoals boerderijen, woongebieden en steden. Zij mijdt bossen, woestijnen en met gras begroeide zones.

Boerenzwaluw (Hirundo rustica)

Boerenzwaluw (Hirundo rustica)

  • De boerenzwaluw is gemakkelijk herkenbaar aan haar lange, gevorkte staart (behalve bij de jongen), haar donkere veren, roodbruine keel en voorhoofd en de witte buik.
  • Boerenzwaluwen zijn trekvogels die van april tot oktober in ons land verblijven en de winter in Afrika doorbrengen.
  • Het mannetje en het vrouwtje bouwen samen een komvormig nest van modder, versterkt met planten.
  • De boerenzwaluw bouwt vooral nesten in en rond boerderijen, meestal in een gebouw met een permanente opening.

Huiszwaluw

(Delichon urbica)

Huiszwaluw  (Delichon urbica)

  • De huiszwaluw verschilt van de boerenzwaluw door de volledig witte stuit. De staart is minder gevorkt en heeft geen strepen.
  • Kop, rug, vleugels en staart zijn zwart-blauw, de buik hoofdzakelijk wit. Poten en korte voeten zijn met witte pluimen bekleed.
  • De huiszwaluw vestigt zich zowel in dorpen en steden als in open ruimten.
  • Zij bouwt een nest van modder onder overhangende daken, onder bruggen, in vensterhoeken, enz.
  • De huiszwaluwen overwinteren in Afrika en keren elk jaar in april terug naar de plaats waar ze geboren zijn om er op hun beurt een nest te bouwen.

Koolmees

(Parus major)

Koolmees  (Parus major)

  • De koolmees is de grootste mezensoort die we in West-Europa aantreffen.
  • De rug van de koolmees is groen met een lichtere zone op de nek.
  • De koolmees is een bosvogel maar we vinden hem in bijna alle soorten bomenrijke milieus, natuurlijk of kunstmatig, in parken en tuinen, ook in de stad, boomgaarden, houtwallen , bosranden, enz.
  • Een eenvoudige nestkast aan een boom of muur in de tuin volstaat

Pimpelmees

(Cyanistes caeruleus)

Pimpelmees  (Cyanistes caeruleus)

  • De pimpelmees is een kleine mezensoort die haar naam ontleent aan de blauwe kleur van haar kruin , vleugels en staart.
  • Net als de koolmees is de pimpelmees een bosvogel maar we vinden ze in bijna alle soorten bomenrijke milieus, natuurlijk of kunstmatig, in parken en tuinen, ook in de stad, boomgaarden, bocages , bosranden, enz.
  • Een eenvoudige nestkast aan een boom of muur in de tuin volstaat
Dag- en nachtroofvogels

Slechtvalk

(Falco pelegrinus)

Slechtvalk  (Falco pelegrinus)

  • De slechtvalk is een stevig gebouwde, middelgrote roofvogel.
  • Het bovenlichaam van het volwassen mannetje is donker grijs-blauw, met een lichtere zone aan de onderkant van de rug tot aan de dekveren van de staart. De staart is lang met grijze en witte strepen.
  • Zij staat bekend als de snelste vogel ter wereld in duikvlucht.
  • De slechtvalk is een holenbroeder. Zij gebruikt de rotsen als hoog gelegen uitkijkpunt om te jagen en om een nest te bouwen.
  • Wanneer de rotspopulaties verzadigd zijn, neemt de slechtvalk haar toevlucht tot steengroeven, hoge gebouwen, tot in grote steden toe, of bomen, om zich voort te planten. Zij nestelt soms zelfs op de grond, vooral in de toendra van de poolstreken.

Kerkuil

(Tyto alba)

Kerkuil  (Tyto alba)

  • De kerkuil is een vogel van gemiddelde grootte, met lange vleugels en een duidelijk afgescheiden kop. Het bovengedeelte van zijn lichaam is helder bruin, met zwarte en witte spikkels.
  • Het vrouwtje is groter dan het mannetje.
  • De kerkuil woont in open veld, op landbouwgronden, met verspreide bomen, struiken en hagen , in oude gebouwen, schuren, stallen, ruïnes en klokkentorens.
Laatste herziening op 14/02/2019