Terug naar

Voorschriften et normen

Voorschriften

Energieprestatie van gebouwen (EPB) voor kantoren

De EPB-regelgeving streeft ernaar het energieverbruik van verlichtingsinstallaties te beperken door het geïnstalleerde vermogen en het verbruikte vermogen van de verlichtingsinstallaties te verminderen. Hoewel alle kunstmatige verlichtingsinstallaties energieverslindend zijn, neemt de EPB-regelgeving niet alle verlichtingstypes in aanmerking. Ze houdt enkel rekening met vaste verlichtingsinstallaties en dus niet met noodverlichting (antipaniekverlichting, evacuatieverlichting etc), buitenverlichting van gebouwen (verlichting van parkingzones, architecturale verlichting van gevel etc) of draagbare verlichting (hulplampen, bureaulampen etc).

De EPB-berekeningsmethode gebruikt een standaardwaarde voor het geïnstalleerde vermogen van 20 W/m² voor 500 lx (lux). Dit is nadelig voor de berekening van de prestatie van het gebouw.  Een goede verlichtingssterkte kan immers gewaarborgd worden met veel lagere vermogens. Daarom is het aan te raden het reële geïnstalleerde vermogen te gebruiken.

Enerzijds kan men het energieverbruik terugdringen door het aantal geïnstalleerde armaturen en hun nominale vermogen te wijzigen en zo het geïnstalleerde vermogen te verminderen. Anderzijds kan men ook een lager energieverbruik behalen via het regelsysteem en zo het verbruikte vermogen verminderen. De EPB-regelgeving laat daarom toe om regelsystemen op basis van aanwezigheids- en afwezigheidsdetectie of daglichttoetreding mee te rekenen.

De EPB-regelgeving streeft dan wel naar een vermindering van het energieverbruik, maar deze mag niet gepaard gaan met een afname van het visuele comfort. Zo is het verlagen van het geïnstalleerde vermogen van 18 W/m² naar 10 W/m² op zich geen oplossing als de gemiddelde te behouden verlichtingssterkte op het werkvlak van 500 lx (zoals aanbevolen door de norm NBN EN 12464–1) naar 300 lx daalt.

Daarom wordt in de EPB-regelgeving de verhouding tussen het te verzekeren verlichtingsniveau (bij ontstentenis 500 lx) en het maximale energieverbruik beschouwd.

Energieklasse

Sinds 1999 legt een Europese richtlijn een energielabel op voor lampen voor huishoudelijk gebruik. Dit energielabel heeft een vergelijkbare opmaak als de reeds bestaande labels voor huishoudelijke apparaten (wasmachines, koelkasten…). Het gaat hier meer bepaald om een etiket met een kleurencode en een letter die meer informatie geven over de energie-efficiëntie van de lamp. "A" staat voor de beste prestaties en "G" voor de slechtste.

Op dit label moet doorgaans ook de lichtstroom en het vermogen van de lamp af te lezen zijn. De levensduur van de lamp kan eveneens ter informatie aangegeven worden.

Energieklasse
Energetische klasse van gloeilampen volgens de lichtstroom en het vermogen© Leefmilieu Brussel

Normen

  • ARAB (Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming)
  • NBN EN 12464-1: "Licht en verlichting - Werkplekverlichting - Deel 1: Werkplekken binnen"
  • NBN EN 15251: "Binnenmilieu - gerelateerde inputparameters voor ontwerp en beoordeling van energieprestatie van gebouwen voor de kwaliteit van binnenlucht, het thermisch comfort, de verlichting en akoestiek"
  • Koninklijk besluit van 19 december 1997, basisnormen inzake brandpreventie (geldig voor noodverlichting)
Laatste herziening op 12/06/2018