Terug naar

Milieuaspecten

De biodiversiteit staat onder druk

De biodiversiteit functioneert via ecosystemen. De bestuiving van planten door insecten bijvoorbeeld is onmisbaar voor de productie van vruchten. En een boom biedt voeding en een woonplaats voor vogels, insecten, andere planten en dieren, schimmels en bacteriën. Dit evenwicht wordt bedreigd of is zelfs al bezig te verdwijnen. Wij moeten het in onze stad beschermen en naar waarde schatten. We moeten er voor zorgen dat dit evenwicht bewaard blijft en bestand is tegen de bestaande dreigingen. Elk stukje grond telt en kan meehelpen om het welzijn op wijk- en stadsniveau te verzekeren en meer in het algemeen de levenskwaliteit te verbeteren. De groene corridors en andere passages voor de fauna spelen eveneens en essentiële rol voor de bescherming en de versterking van de biodiversiteit.

Inheemse flora en potentieel invasieve exotische planten

In antwoord op het probleem van potentieel invasieve exotische planten moet de voorkeur worden gegeven aan inheemse plantensoorten. Er bestaan tal van inheemse soorten. Ze zijn aangepast aan ons klimaat, hebben weinig of geen mest nodig en zijn onderhoudsvriendelijk. Daarnaast worden ze gemakkelijk door de wilde fauna aanvaard. Ze vormen zo een belangrijke voedingsbron of schuilplaats. Het is dus belangrijk om deze planten te herintroduceren, voor soortenvariatie te zorgen en voor planten en struiken te kiezen die stuifmeelzoekende insecten aantrekken. Ook is het van groot belang om de planten te kiezen op basis van de kenmerken van de omgeving waar ze worden geplant (bodemtype, vochtigheid, hoeveelheid zon enz.).

De ecologische schuld compenseren

Een aanzienlijk deel van de groene ruimte bestaat uit privétuinen en daar is dus een groot aantal van de dier- en plantensoorten in de stad te vinden: vlinders, mezen, mussen, naaktslakken, huisjesslakken, mollen, amfibieën, vleermuizen, bijen… Dit erfgoed moet worden beschermd en benut. Elk nieuw gebouw doet, als er niet wordt opgelet, afbreuk aan deze biodiversiteit – met mogelijk verlies, versnippering en aantasting van natuurlijke habitats tot gevolg. Vanuit een oogpunt van "compensatie" van de "ecologische schuld" moeten gebouwen op zodanige wijze worden ontworpen en gerenoveerd dat ze een gastheerfunctie kunnen spelen voor de flora en fauna en dat de bestaande natuur bewaard blijft.

Netwerken en stepstones

In een dichtbebouwd stedelijk milieu is het belangrijk om gebouwen te ontwerpen als stepstones (stapstenen) voor de ontwikkeling van de biodiversiteit. Gecombineerd met andere stepstones kan een gebouw zo deel uitmaken van een ononderbroken netwerk. De mogelijkheden zijn haast eindeloos: tuinen, beplante balkons, perceelranden, groene gevels, groendaken… Daken zijn privéoppervlakken met een groot potentieel voor meer natuur binnen een dichtbebouwde omgeving. Groene daken vormen een interessante oplossing, juist daar waar weinig grondoppervlak beschikbaar is. Ook groene gevels zijn een manier om meer natuur in de stad te krijgen. Ze hebben weinig horizontale ruimte nodig, maar kunnen grote verticale oppervlakken met groen bedekken.

Elke tuin, elk groendak en elke groene gevel vormt een stapsteen in de groene en blauwe netwerken van Brussel. Voor de goede "werking" van die netwerken moeten de stepstones over het gehele territorium verspreid zijn en moet de overstap van de ene naar de andere groene zone eenvoudiger worden gemaakt.

Habitats in een dichtbebouwde omgeving

Veel diersoorten (vogels, kleine zoogdieren en ongewervelden) dreigen te verdwijnen doordat hun natuurlijke leefomgeving is verstoord. De hoeveelheid niet-bebouwde oppervlakte neemt af, waardoor wilde dieren steeds minder ruimte hebben om voedsel te zoeken, te rusten en zich voort te planten. Het soortenevenwicht is daardoor verstoord.

Vleermuizen bijvoorbeeld worden steeds zeldzamer doordat het aantal beschikbare plekken waar ze zich kunnen voorplanten of kunnen overwinteren afneemt. Een restauratie, het onderhoud van een dakgebinte, blokkering van de toegang of verstoring kan het einde betekenen van een hele kolonie.

Daarnaast leiden de eisen inzake de energieprestaties, de luchtdichtheid en de compactheid van gebouwen ertoe dat holle ruimten en spleten verdwijnen. Die boden de fauna in het verleden schuil- en nestelgelegenheid en toegang tot de ruimte onder het dak. Toch sluiten deze beide aspecten van natuurbescherming elkaar niet uit: er kunnen openingen, holten, uitsteeksels, hoeken worden gecreëerd zonder de energieprestaties van de bouwmantel aan te tasten.

Niet-waterdoorlatende bodembedekkingen

In een dichtbebouwde omgeving blijft en groot deel van het hemelwater op ondoorlatende oppervlakken liggen of wordt het afgevoerd naar de goten. Dit kan leiden tot verarming van de ondergrond en de grondwaterlagen. In groene ruimten en op doorlatende oppervlakken wordt regenwater eerst tegengehouden en afgeremd door de vegetatie, die ook een deel ervan opneemt. Vervolgens sijpelt het water de bodem in, waar het wordt gezuiverd om vervolgens via verdamping terug te keren naar de atmosfeer of door sijpeling in het grondwater terecht te komen (zie dossier | Het waterbeheer verbeteren in duurzame gebouwen en op het perceel, Beheer van het regenwater op het perceel, Hergebruik van hemelwater, Het afvalwaterbeheer op het perceel verbeteren).

Caméléon Project (Batex 25)Architect Ch. Wittock © Ceraa asbl

Laatste herziening op 23/11/2016