Terug naar

Doelstellingen

Reglementaire basis en goede praktijk ★

De EPB-regelgeving:

Voor een nieuwbouwwoning (of daarmee vergelijkbaar gebouw) stelt de Energie Prestatie voor Gebouwen EPB het op straffe van boete verplicht dat de waarschijnlijkheid dat er een actief koelsysteem wordt geïnstalleerd, minder dan 100% is.

Deze waarschijnlijkheid wordt door de EPB-software berekend op basis van de oververhittingsindicator. Op dit moment is de waarschijnlijkheid dat actieve koeling wordt geïnstalleerd >100% indien de oververhittingsindicator > 17.500 Kh is. In 2014 wordt deze waarde gewijzigd tot > 6.500 Kh.

Voor kantoren wordt door de EPB geen grenswaarde voor oververhitting opgelegd. Wel wordt een fictief koelingsverbruik toegekend aan het verbruik van het gebouw (ook indien geen airconditioningsinstallatie is voorzien). Dit heeft dus een indirecte invloed op het E-niveau.

Het ARAB (Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming):

Heeft betrekking op de gezondheid en de veiligheid van de werknemers en de gezondheid van het werk en de werkplek. Het is dus alleen van toepassing op werkgevers en werknemers tijdens de uitoefening van hun arbeidsactiviteiten. Het legt onder meer de volgende aspecten vast:

  1. Een minimale omgevingstemperatuur van 20°C en een maximumtemperatuur van 30°C voor zeer lichte werkzaamheden (kantoorwerk) ;
  2. Een relatieve vochtigheid van 40 tot 70% met enige flexibiliteit indien gebruik wordt gemaakt van natuurlijke hygiënische ventilatie ;
  3. Een luchtcirculatiesnelheid van maximaal 0,5 m/s voor zover deze beperking niet conflicteert met de installatie van specifieke systemen ter bestrijding van bepaalde vormen van overlast op het werk.

De norm EN 15251 (2007):

"Binnenmilieu - gerelateerde inputparameters voor ontwerp en beoordeling van energieprestatie van gebouwen voor de kwaliteit van binnenlucht, het thermisch comfort, de verlichting en akoestiek" is van toepassing op gebouwen waarvoor de criteria voor de binnenomgeving worden bepaald door het gebruik door personen (huis, appartement, kantoor, school, ziekenhuis, dienstverleningsgebouw, etc.). De norm geldt niet voor ruimten waar specifieke industriële processen plaatsvinden.

De norm bepaalt 4 comfortcategorieën waarvoor de voorspelde gemiddelde stem (PMV) binnen een bepaald interval varieert. Bijvoorbeeld: voor een verwacht normaal niveau binnen nieuwe gebouwen (categorie II) zal de PMV tussen de -0,5 en +0,5 liggen.

De keuze van de categorie is afhankelijk van het gebouw en het type gebruikers.Volgens de gekozen comfortcategorie beveelt de norm waarden aan voor de volgende indicatoren:

  • Luchttemperatuurinterval;
  • Kwaliteit van de binnenlucht en ventilatiedebiet;
  • Vochtigheid.

Aanbevolen minimum ★

Actieve koeling

Actieve koeling vermijden door passieve oplossingen toe te passen: beperking van de interne en zonnebelasting, installatie van intensieve ventilatie of andere technische oplossingen voor passieve koeling (geothermie, adiabatische luchtkoeling, etc.)

Zie dossier | Een passieve koelstrategie toepassen.

Wintercomfort: R_WEL02-02 - Thermisch comfort in de winterperiode

In woningen en kantoren

- Beperking van lokaal ongemak door koude wanden,

- Beperking van de luchtsnelheid tot 0,21 m/s.

In kantoorgebouwen

- Zorgen voor comfort van categorie B op basis van de norm ISO 7730: 20°C ≤ bedrijfstemperatuur ≤ 24°C

- Installatie van een temperatuurregelsysteem per groep van 4 personen.

Zomercomfort: R_WEL 02-01 - Thermisch comfort in de zomerperiode

In woningen

Voor een nieuwbouwwoning (of daarmee vergelijkbaar gebouw) de waarschijnlijkheid dat er een actief koelsysteem wordt geïnstalleerd beperken tot 50%. Deze waarschijnlijkheid wordt berekend met de EPB-software.

Voor een gebouw met passiefwoningen dient het aantal uren oververhitting (t°>25°C), statisch berekend volgens de PHPP-software, lager dan of gelijk aan 5% van het jaar te zijn. Dit criterium is vanaf 2015 van toepassing op alle nieuwe gebouwen in het kader van de wetgeving inzake de energieprestatie van gebouwen (EPB).

  • Installatie van efficiënte zonwering (g<0.5) om de dakvensters en alle glazen ramen met een oppervlakte van > 4 m² die op een bepaald moment van de dag direct zonlicht ontvangen van schaduw te voorzien.
  • Installatie van elementen die intensieve natuurlijke ventilatie mogelijk maken.
  • Beperking van de luchtsnelheid tot 0,24 m/s.

In kantoorgebouwen

Installatie van efficiënte zonwering (g<0.5) om de dakvensters en alle glazen ramen met een oppervlakte van > 1,5 m² die op een bepaald moment van de dag direct zonlicht ontvangen van schaduw te voorzien.

Beperking van de luchtsnelheid tot 0,19 m/s.

Kantoren zonder klimaatregeling
  • Installatie van elementen die intensieve natuurlijke ventilatie mogelijk maken.
  • Ervoor zorgen dat die elementen handhaving van comfort mogelijk maken binnen de grenzen voor categorie II zoals vermeld in de norm NBN EN 15251.
  • Voor passieve tertiaire of onderwijsgebouwen dient het dynamisch geëvalueerde aantal uren oververhitting (t°>25°C) lager dan of gelijk te zijn aan 5% van de tijd gedurende welke de vertrekken worden gebruikt.
  • Dit criterium moet vanaf 2015 worden nageleefd. Op dat moment wordt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest het passieve gebouwtype verplicht gesteld voor nieuwe gebouwen in de tertiaire en de onderwijssector.
Kantoren met klimaatregeling
  • Zorgen voor comfort van categorie B op basis van de norm ISO 7730: 23°C ≤ bedrijfstemperatuur ≤ 26°C.
  • Installatie van een temperatuurregelsysteem per groep van 4 personen.

Beperking van thermische schokken (plotse temperatuurwijziging), die vooral in vertrekken met airconditioning optreden. In de zomer wordt een maximaal temperatuurverschil van 5°C tot 7°C tussen binnen en buiten aanbevolen.

Optimaal ★★★

Wintercomfort

Vermijden van koude wanden of die compenseren door een bij voorkeur stralend verwarmingselement op hetzelfde niveau als de koude wand te plaatsen: een radiator over de gehele breedte van de wand, vloerverwarming, aanblazing van warme lucht langs de wand.

Onder "koude wand" wordt een slecht geïsoleerde verticale buitenwand verstaan van minstens 2 meter lang waarbij Ugem. > 0.80 W/m².K (Ugem. = gemiddelde Uwand voor de eerste twee meter in de hoogte).

  • de luchtsnelheid moet worden beperkt tot 0,1 m/s ;
  • in woningen moet in elk woonvertrek een temperatuurregeltoestel aanwezig zijn EN moet tijdsregeling van de temperatuur per zone mogelijk zijn.

In kantoorgebouwen:

  • zorgen voor comfort van categorie A op basis van de norm ISO 7730: 21°C ≤ bedrijfstemperatuur ≤ 23°C ;
  • installatie van een temperatuurregelsysteem per individu.

Zomercomfort

In woningen

  • voor een nieuwbouwwoning (of daarmee vergelijkbaar gebouw) de waarschijnlijkheid dat er een actief koelsysteem wordt geïnstalleerd beperken tot 0%. Deze waarschijnlijkheid wordt berekend met de EPB-software. Aan deze eis wordt voldaan indien de oververhittingsindicator < 8.000 Kh is. In 2014 wordt deze waarde gewijzigd tot < 1.000 Kh.
  • of beperking van het aantal uren oververhitting tot 3% van de bezettingstijd (berekening volgens EN ISO 13792 en EN 15251) ;
  • of installatie van een actief koelsysteem dat een comfort van categorie B kan garanderen ;
  • beperking van de luchtsnelheid tot 0,12 m/s.

In kantoorgebouwen

  • beperking van de luchtsnelheid tot 0,12 m/s.
  • in kantoren zonder klimaatregeling, installatie van elementen die intensieve natuurlijke ventilatie mogelijk maken en ervoor zorgen dat die elementen handhaving van comfort mogelijk maken binnen de grenzen voor categorie I zoals vermeld in de norm NBN EN 15251.

  • in kantoren met klimaatregeling, zorgen voor comfort van categorie A op basis van de norm ISO 7730: 23,5°C ≤ bedrijfstemperatuur ≤ 25,5°C.