Terug naar

Voorschriften en normen

Reglementering

Het ARAB (Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming)

Het gaat om onder neer de volgende regels:

  • Omgevingstemperatuur

Minimum- en maximumtemperaturen zoals vastgelegd door het ARAB in functie van de gevraagde inspanning en het type arbeid

Minimum

Maximum

Zeer lichte arbeid

20°C

30°C

Lichte arbeid

18°C

30°C

Middelzware arbeid

15°C

26,7°C

Zware arbeid

12°C

25°C

  • Van deze richttemperaturen kan worden afgeweken in werkvertrekken die slechts van tijd tot tijd door personeel worden gebruikt.
    • Een relatieve vochtigheid van 40 tot 70% met enige flexibiliteit indien gebruik wordt gemaakt van natuurlijke hygiënische ventilatie
    • Een luchtcirculatiesnelheid van maximaal 0,5 m/s voor zover deze beperking niet conflicteert met de installatie van specifieke systemen ter bestrijding van bepaalde vormen van overlast op het werk.

De regelgeving inzake de energieprestaties van de gebouwen (EPB)

De reglgeving verplicht er op straffe van boete toe rekening te houden met het comfort in de zomer. De waarschijnlijkheid dat er een actief koelsysteem wordt geïnstalleerd, moet lager zijn dan 100%.

Deze waarschijnlijkheid wordt door de EPB-software berekend op basis van de oververhittingsindicator. Op dit moment is de waarschijnlijkheid dat actieve koeling wordt geïnstalleerd >100% indien de oververhittingsindicator > 17.500 Kh is. In 2014 wordt deze waarde gewijzigd tot > 6.500 Kh.

Oververhittingseisen in het kader van de energieprestaties van gebouwen

Oververhitting

<8.000 Kh

Geen risico op oververhitting. Komt overeen met een woning met een glazen oppervlak van 15% zonder zonwering.

8.000Kh < < 17.500 Kh

Beperkt risico van oververhitting.

> 17.500 Kh

Onaanvaardbaar risico van oververhitting, want aanwezig gedurende meer dan 10% van de tijd.

Bron: Vademecum werken EPB – juni 2011

Normen

NBN EN 15251-2007

"Binnenmilieu - gerelateerde inputparameters voor ontwerp en beoordeling van energieprestatie van gebouwen voor de kwaliteit van binnenlucht, het thermisch comfort, de verlichting en akoestiek" is van toepassing op gebouwen waarvoor de criteria voor de binnenomgeving worden bepaald door het gebruik door personen (huis, appartement, kantoor, school, ziekenhuis, dienstverleningsgebouw…). De norm geldt niet voor ruimten waar specifieke industriële processen plaatsvinden.

De norm bepaalt 4 comfortcategorieën waarvoor de voorspelde gemiddelde stem (PMV) binnen een bepaalde interval varieert:

Beschrijving voor de toepassing van de categorieën in de norm NBN EN 15251l

CategorieUitlegPPD [%]Voorspelde gemiddelde stem (PMV)

I (A*)

Hoog verwacht niveau, aanbevolen voor vertrekken met zeer kwetsbare en gevoelige personen met specifieke eisen, zoals gehandicapten, zieken, zeer jonge kinderen en ouderen.< 6-0,2 < PMV < + 0,2

II (B*)

Normaal verwacht niveau, geschikt voor nieuwe en gerenoveerde gebouwen.

< 10

-0,5 < PMV < + 0,5

III (C*)

Gematigd aanvaardbaar verwacht niveau, bruikbaar voor bestaande gebouwen.

< 15

-0,7 < PMV < + 0,7

IV (D*)

Waarden buiten de criteria van de hierboven vermelde categorieën. Deze categorie kan alleen gedurende een beperkte periode van het jaar worden aanvaard.> 15PMV < 0,7 of +0,7 < PMV

* Deze categorieën zijn ook opgenomen in de norm EN ISO 7730 onder de namen A, B, C en D.

NBN EN ISO 7730-2005

Ergonomie van de thermische omgeving - Analytische bepaling en interpretatie van thermische behaaglijkheid door berekeningen van de PMV en PPD-waarden en lokale thermische behaaglijkheid (ISO 7730:2005).

NBN ISO 6242-1-1992

Gebouwen - Uitdrukking van gebruikerseisen - Deel 1: Warmte-eisen.

NBN B62-003

Berekening van de warmteverliezen van gebouwen

NBN EN 12831

Verwarmingssystemen in gebouwen. Methode voor de berekening van de warmteverliezen.