Terug naar

Begrippen en indicatoren

Begrippen

De belichting (E) van een oppervlakte is de verhouding tussen de lichtstroom en de oppervlakte-eenheid. Ze geeft de hoeveelheid licht weer die een oppervlakte, wand of object ontvangt. Die hoeveelheid hangt af van de intensiteit van de lichtbron, de afstand tussen de bron en het verlichte oppervlak en de hoek van dat oppervlak ten opzichte van de lichtstralen. Ze wordt uitgedrukt in lux (lx) en staat gelijk aan 1 lm/m².

De daglichtfactor (DLF) is de verhouding tussen de ontvangen belichting op een referentiepunt binnen het gebouw en een punt buiten onder de open hemel op een bewolkte dag. Deze indicator is speciaal gewijd aan daglicht en vormt een objectieve, eenvoudig te vergelijken maatstaf voor de kwaliteit van de belichting binnen een gebouw. Hij wordt uitgedrukt in procent (%). Binnen een bestaand gebouw kan deze factor eenvoudig worden bepaald door de belichtingbinnen en buiten te meten. Bij een nieuw project moet voor de bepaling van deze factor een maquette of een simulatie worden gerealiseerd.

De daglichtautonomievan een punt binnen het gebouw is het percentage gebruiksuren per jaar waarbij het minimumbelichtingsniveau alleen door natuurlijk licht kan worden geleverd. Anders dan de algemeen gebruikte daglichtfactor wordt bij daglichtautonomie uitgegaan van alle lichtcondities, het hele jaar door. Ze wordt uitgedrukt in procent (%).

Indicatoren

  • De lichttransmissie (TL) van een beglazing is het deel van de lichtstroom die door de beglazing binnenkomt (zichtbaar spectrum). Ze wordt uitgedrukt in procent (%).
  • De zonweringsfactor (FS of g) van de beglazing staat voor de fractie van de trefenergie van de zon die door de beglazing heen binnen komt. Hij wordt uitgedrukt in procent (%).
  • De kleurweergave-index van een beglazing geeft aan in hoeverre de kleur van het uitzicht door de beglazing wordt gewijzigd. Hij wordt uitgedrukt in procent (%). Een beglazing met een RA van 100% betekent dat de kleuren niet worden gewijzigd.
  • De luminantie (L) duidt op de visuele lichtsensatie die een lichtbron creëert. Het is de verhouding tussen de lichtintensiteit van de bron in een bepaalde richting en de zichtbare oppervlakte van die bron. Ze wordt uitgedrukt in candela per m² (cd/m²).
  • De homogeniteit is de verhouding tussen de minimale daglichtfactor (of het minimale belichtingsniveau) en de gemiddelde daglichtfactor (of het gemiddelde belichtingsniveau) in het vertrek in zijn geheel. Ze wordt uitgedrukt in procent (%).
  • Het percentage glasoppervlak (Iv) is de verhouding tussen het glazen oppervlak en het vloeroppervlak van de ruimte. Het wordt uitgedrukt in procent (%).
  • De reflectiecoëfficiënt van een wand is de hoeveelheid lichtenergie die door de wand wordt weerkaatst in verhouding tot de hoeveelheid die hij ontvangt. Hij wordt uitgedrukt in procent (%).
  • Verblinding is het gevolg van visuele omstandigheden waarbij het vermogen van het individu om objecten waar te nemen wordt beperkt. Dit kan gaan tot tijdelijke blindheid.

De specifieke indicatoren voor het visueel comfort van kunstmatige verlichting worden besproken in de dossier Optimaal gebruik van kunstlicht: kleurweergave-index, kleurtemperatuur en UGR.

Laatste herziening op 01/01/2013