Terug naar

Doelstellingen

Reglementaire basis en goede praktijk

Voor woningen

De Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening (GSV) van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest legt minimumvoorwaarden op waaraan woningen moeten voldoen om bewoonbaar te zijn. Deze verordening legt onder meer waarden vast voor de netto beglaasde oppervlakken voor de voornaamste ruimtes in een woning in het BHG. Deze waarden houden geen rekening met de context waarin het gebouw zich bevindt (woningdichtheid, verdieping waarop de ruimte in kwestie zich bevindt, aanwezigheid van obstakels buiten enz.) en moeten worden beschouwd als minimale gezondheidsdrempels. Het naleven van deze criteria garandeert echter niet dat een woning een voldoende natuurlijke lichtinval bereikt.

Voor werkplekken

Voor alle werkplekken gelden andere basisvereisten. De 'welzijnswet' dient als basis voor de veiligheid en gezondheid op het werk. Deze wet bepaalt dat werkgevers die de vereisten van de norm NBN EN 12464-1 (werkplekverlichting binnen) en de norm NBN EN 12464-2 (werkplekverlichting buiten) toepassen, worden vermoed te hebben gehandeld in overeenstemming met deze verplichtingen. De voorgeschreven belichtingsniveaus voor elk type visuele taak kunnen zowel worden geleverd door kunstverlichting als door natuurlijk licht. Deze wet bepaalt bovendien dat moet worden voorzien in voldoende natuurlijk licht, maar zonder kwantificeerbare verduidelijkingen of criteria. Bij gebrek aan bruikbare indicaties voor het aspect natuurlijke verlichting, kan als leidraad de Europese norm NBN EN 17037 gebruikt worden, die in België in werking trad in maart 2019. De normen worden juridisch beschouwd als regels van goed vakmanschap of goede praktijken. De naleving van de normen wijst op een vermoeden van technische kwaliteit.

De norm NBN EN 17037 heeft betrekking op alle ruimtes die regelmatig voor lange tijd worden gebruikt en legt de evaluatiecriteria en -methoden vast. Daarnaast geeft ze aanbevelingen over de te bereiken prestaties, op basis van drie comfortniveaus (minimum, gemiddeld en hoog). Het basisprincipe van de norm is dat een ruimte wordt geacht een gepaste hoeveelheid daglicht te krijgen wanneer het streefniveau van verlichting wordt bereikt op een deel van het referentievlak gedurende minstens de helft van de uren daglicht. De norm geeft ook aanbevelingen over het zicht naar buiten toe (gezichtshoek, type zicht en afstand tot obstakels) en rechtstreeks zonlicht. Daarnaast moet ook de bescherming tegen verblinding worden gecontroleerd bij ruimtes op de werkplekken die regelmatig voor gangbare activiteiten worden gebruikt.

Algemene principes

Natuurlijk licht varieert sterk naargelang de bewolking, de tijd van het jaar, het tijdstip van de dag, de oriëntatie van de raamopening, de hoek waaronder het licht binnenvalt en de omgeving. Bij de beoordeling van de natuurlijke lichtinval moet niet alleen rekening worden gehouden met het beschikbare licht ter plaatse, maar ook met de kenmerken van de ruimte (bijvoorbeeld de transmissiefactor van het glas, de dikte van de muren en daken, de weerkaatsing van de oppervlakken, het meubilair enz.).

De grootste uitdaging voor de ontwerper is ervoor te zorgen dat het project gedurende een zo lang mogelijke periode van het jaar voldoende natuurlijke lichtinval biedt en dat tegelijkertijd het visuele comfort gegarandeerd blijft. We raden dan ook aan om in de voorbereidende ontwerpfase een hoog prestatieniveau na te streven en daarna bij te stellen volgens de andere beperkingen van het project. Daarbij moet vooral worden gelet op de optimalisatie van de kenmerken van de openingen (= lichtvangers), en met name hun grootte en positie, om ervoor te zorgen dat de lichtinval goed verdeeld is.

De kwaliteit van het natuurlijke licht van een ruimte wordt volgens de norm NBN EN 17037 uitgedrukt met behulp van vier criteria: de toevoer van natuurlijk licht, het zicht naar buiten toe, de blootstelling aan rechtstreeks zonlicht en de bescherming tegen verblinding. Er worden drie prestatieniveaus aanbevolen (minimum, gemiddeld, optimaal), waarbij de te bereiken doelwaardes worden gekoppeld aan de drie voornaamste criteria (natuurlijke lichtinval, zicht naar buiten toe, blootstelling aan rechtstreeks zonlicht). De prestaties hebben betrekking op de kwaliteit van de natuurlijke lichtinval van een ruimte, los van haar gebruik en functie. Voor elk type gebruik dienen de juiste vereisten te worden gekozen (bijvoorbeeld: school, kantoor, ziekenhuis enz.). Men moet ook beseffen dat een ruimte verschillende functies kan hebben en dat het gebruik ervan kan veranderen.

  • Het criterium verblinding: is enkel van toepassing voor bijzondere activiteiten en in bijzondere omstandigheden (lees- of schrijfwerk of beeldschermwerk, waarbij de gebruikers hun positie of kijkrichting niet kunnen kiezen). Dit criterium hoeft dus niet te worden toegepast bij woningen bijvoorbeeld. In gevoelige ruimtes raden we aan om mobiele beschermingsmiddelen te gebruiken om het risico op verblinding te beperken en om te vermijden dat de mensen rechtstreeks naar de zon of de weerkaatsing van de zon kijken.
  • Criterium aandeel natuurlijk licht: de vereisten van dit criterium kunnen op twee manieren worden uitgedrukt. Ruimtes die regelmatig langdurig worden gebruikt, moeten voldoen aan de aanbevolen hoeveelheid daglicht, hetzij in termen van Daglichtfactor (DF), hetzij in termen van Daglichtautonomie (DA). Het voordeel van de daglichtautonomie (DA), vergeleken met de daglichtfactor (DF), is dat ze rekening houdt met alle vormen van bewolking, omdat de berekening gebaseerd is op meteorologische gegevens. Als gebruiksuren wordt standaard gekeken naar de helft van de daglichturen, namelijk 2.190 uren per jaar.
  • Kwaliteit van het zicht naar buiten toe: hier wordt een dubbel criterium toegepast waarvan de vereisten wel samen moeten worden bekeken. Dit criterium houdt enerzijds rekening met de invalshoek en anderzijds met de vrije afstand van het zicht, gemeten vanaf het vlak van de beglazing. Het zicht naar buiten toe zorgt voor een visuele connectie met de buitenomgeving.
  • Criterium blootstelling aan rechtstreeks zonlicht: dit is een belangrijk kwaliteitscriterium voor een binnenruimte dat kan bijdragen aan het welzijn van de gebruikers, in het bijzonder in de bewoonbare ruimtes van een woning, de patiëntenkamers in een ziekenhuis of de speelruimtes van een kinderdagverblijf, bijvoorbeeld. Een ruimte moet rechtstreeks zonlicht krijgen gedurende ten minste een vooraf bepaald aantal uren op een referentiepunt in het midden van de beglazing.
Laatste herziening op 11/10/2021