Terug naar

Specifieke kenmerken volgens de functie van het gebouw

Woongebouwen

In tegenstelling tot niet-residentiële gebouwen, formuleert de   norm NBN D50-001   geen aanbevelingen voor de filterklasse.

In de praktijk   worden de ventilatiekasten met dubbele luchtstroom vaak uitgerust met groffilters van klasse G3 of G4 voor en na de warmterecuperatie. Dit beperkt de drukverliezen en de risico's van geluidshinder ter hoogte van de ventilatiekast, maar vergroot de vervuiling van de warmterecuperator, met op lange termijn een negatieve impact op het rendement.   Om een goede luchtkwaliteit te waarborgen in woningen, is het aanbevolen op de pulsie een fijnfilter F7 te installeren, gecombineerd met een filter G4 . Toch is voor ventilatiekasten,   in het geval van individuele ventilatiesystemen   , de installatie van filters in niveaus niet mogelijk.   Daarom is de montage van een fijnfilter F7 aanbevolen . De meeste fabrikanten van ventilatiekasten met individuele dubbele luchtstroom bieden deze filterklasse als optie aan.

Niet-residentiële gebouwen

De Europese norm   EN 13779:2007   is van toepassing voor de ventilatie van niet-residentiële gebouwen en heeft tot doel een comfortabel en gezond binnenklimaat te verzekeren.

Bijlage A van de norm EN 13779   beveelt filterprestaties aan   die door het pulsiesysteem moeten worden bereikt met het oog op een   goede binnenluchtkwaliteit, afhankelijk van de buitenlucht .

Aanbevolen filterklassen voor geforceerde luchtcirculatie in niet-residentiële gebouwen NBN EN 13779:2007

Kwaliteit van de buitenluchtKwaliteit van de binnenlucht
IDA 1 (Hoog)IDA 2 (Gemiddeld)IDA 3 (Matig)

IDA 4 (Laag)

Niet conform in België.

ODA 1 (zuivere lucht – bijvoorbeeld op het platteland)F9F8F7F5
ODA 2 (gemiddelde stof- en gasconcentratie, bijvoorbeeld in kleine steden)F7 + F9F6 + F8F5 + F7F5 + F6
ODA 3 (zeer hoge stof- en gasconcentratie, bijvoorbeeld in stadscentra)F7 + GF + F9F7 + GF + F9F5 + F7F5 + F6
(GF = Gasfilter of moleculaire filter (type filter met actieve kool)

De norm maakt een onderscheid tussen drie kwaliteitsniveaus van de buitenlucht, gaande van ODA 1 (zuivere lucht met tijdelijke onzuiverheden, zoals op het platteland) tot ODA 3 (lucht met een hoge concentratie aan gas en fijn stof in suspensie, zoals in stedelijke of industriële gebieden). Bijlage A.3 van de norm beschrijft de procedures voor de bepaling van de kwaliteitsklasse van de buitenlucht. Aan Brussel wordt doorgaans een buitenluchtkwaliteit toegekend van ODA 3 en aan sommige wijken ODA 2. Bij gebrek aan gecentraliseerde informatie over de buitenluchtkwaliteit voor alle gemeentes, kan de volgende benadering worden toegepast:

  • ODA 1 – plattelandslucht (open site)
  • ODA 2 – matig verstedelijkt gebied
  • ODA 3 – dichtbevolkt stedelijk gebied, met veel autoverkeer (drukke verkeersader), sterk geïndustrialiseerde regio, de nabijheid van luchthavens enz....

De norm definieert bovendien 4 categorieën van binnenluchtkwaliteit. De EPB vereist minstens klasse IDA 3.

In de tabel wordt duidelijk de luchtfilterklasse weergegeven die nodig is om de gewenste binnenluchtkwaliteit te bekomen. Wanneer bijvoorbeeld de buitenluchtkwaliteit ODA 3 is en de gewenste binnenluchtkwaliteit IDA 2, wordt aangeraden om vóór de pulsieventilator voor verse lucht een filter van klasse G4 gevolgd door een filter van klasse F7 te plaatsen. Voor de installaties met luchtrecirculatie zal een filter van klasse M5 vóór de extractieventilator worden geplaatst.

Daarnaast beveelt   de norm NBN EN 13779   de volgende elementen aan:

  • Wanneer de filter hoger is dan F7, wordt aangeraden om eerst een groffilter te plaatsen, bijvoorbeeld een filter van het type G4. Op die manier moet de fijnfilter minder vaak worden vervangen, deze is immers duurder dan de groffilter.
  • Voor gerecycleerde of afgevoerde lucht moet minstens een klasse F5 worden gebruikt om het systeem te beschermen.
  • Het is aanbevolen om dezelfde filter te gebruiken zowel vóór de warmterecuperator (verse lucht) als achter de recuperator (afgevoerde lucht).

Belangrijk: De norm NBN EN 13779 geeft aanbevelingen voor goede praktijken die niet noodzakelijkerwijs worden toegepast door de marktspelers, die de norm veel te veeleisend vinden. De regelgeving EPB Klimatisatie verwijst echter rechtstreeks naar de norm NBN EN 13779, wat de toepassing inhoudt van deze regels door de professionals van de sector op een min of meer korte termijn.

Conform de goede praktijken van de sector wordt minstens het volgende aanbevolen:

  • Voor de aanvoer van verse lucht, installatie vóór de ventilator van een filter van minstens klasse G4 gevolgd door een filter van minstens klasse F7 of F9.
  • Voor de afvoer van lucht, installatie vóór de warmterecuperator van een filter van klasse G4 of M5.
  • Voor de installaties met luchtrecirculatie, installatie van een filter van klasse F7 op de recirculatie.

Tot slot wordt de filterklasse bepaald door de opdrachtgever. Doorgaans is een F7-filter op de pulsie een goed compromis tussen luchtkwaliteit, drukverlies, energieverbruik, ...

Plaats en type van filters voor de ventilatie van niet-residentiële gebouwen zonder luchthercirculatie© Leefmilieu Brussel

Plaats en type van filters voor de ventilatie van niet-residentiële gebouwen met luchtcirculatie© Leefmilieu Brussel

Keuken

Residentiële keukens

Voor de residentiële keukens en de kleine tertiaire sector bestaan er voornamelijk 3 soorten van afzuigkappen:

  • Recirculatiekap: bevat een vetfilter gecombineerd met een filter met actieve kool. Ze maakt het mogelijk de meeste vetdeeltjes en geuren te absorberen alvorens de lucht opnieuw in de kamer te pompen. 

  • Dampkap met externe luchtafvoer: verwijdert de vervuilde lucht volledig door haar naar buiten te pompen. Deze dampkap is meestal uitgerust met een vetfilter.  De installatie is complexer (opening naar buiten toe), maar ook efficiënter omdat ze de vochtigheid afvoert.

  • Dampkap met centraal afzuigsysteem: eerder zeldzame oplossing, bestaat erin het extractiesysteem van de dampkappen van een collectieve woning te verbinden met een centraal extractiesysteem. In dit geval wordt de vetfilter gewoonlijk net voor de afzuiginstallatie geplaatst, maar idealiter plaatst men de filters aan de uitgang van elke woning om de verontreiniging van de gemeenschappelijke afzuiginstallatie van verschillende woningen te vermijden.

In de residentiële sector geeft men de voorkeur aan de dampkappen die de lucht naar buiten afvoeren om de kwaliteit van de binnenlucht te verbeteren (geuren en vochtigheid worden volledig verwijderd).

De vetfilters moeten afwasbaar en dus herbruikbaar zijn (metalen gaas of microgaas). 

Industriële keukens

Voor de industriële keukens (restaurant, cafetaria,...) geeft men de voorkeur aan een mechanische afvoer en de installatie van een vetfilter (verplicht) in combinatie met een filter met actieve kool (om de verspreiding van geuren in de buitenlucht te beperken).

Daarenboven kan het nuttig zijn om aanvullend ultraviolette systemen te gebruiken om de hoeveelheid vet die zich in de installatie bevindt te verminderen en het onderhoud te beperken.