Terug naar

Te bepalen parameters

Als er meerdere koelstrategieën overwogen worden, moeten deze vaak vergeleken worden door middel van een dynamische thermische simulatie om de volgende werkingsparameters te bepalen :

Temperatuur van de benodigde toevoerlucht

De temperatuur van de toevoerlucht die nodig is om voor een toereikende koeling te zorgen, is van doorslaggevend belang voor het ontwerp en de keuze van adiabatische koeling. Hoe lager deze temperatuur, hoe hoger het koelvermogen zal zijn, waarvoor de adiabatische koeling zal moeten zorgen, omdat koude lucht sneller verzadigd is en minder vocht kan vasthouden.

Hygrometrische belasting van het gebouw

Als het gebouw een hoge hygrometrische belasting heeft, moet er een ontvochtigingssysteem voorzien worden.

Als de afvoerlucht erg vochtig is, is het koelvermogen beperkt (de lucht zal niet veel extra water meer kunnen opnemen). Als de lucht na een directe adiabatische koeling bovendien te vochtig is (>70% RV voor ruimten met menselijke bezetting), zal er voor een ontvochtiging van de lucht door een koelbatterij gezorgd moeten worden. In het geval van een indirecte adiabatische koeling is er geen ontvochtiging nodig.

Rendement van de warmtewisselaar

Het rendement van de warmtewisselaar beïnvloedt het rendement van de adiabatische koeling. De 'koude' uit de afgekoelde extractielucht wordt namelijk via de warmtewisselaar overgedragen aan de te koelen toevoerlucht. Hoe groter het rendement van de warmtewisselaar, hoe groter het vermogen van de adiabatische koeling.

Rendement van de bevochtiger

Het rendement van de bevochtiger heeft een impact op het waterverbruik van het systeem. Hoe hoger het rendement, hoe lager het waterverbruik. Wat dit punt betreft, zal de voorkeur uitgaan naar bevochtigers met sproeiers die voor een fijne druppelnevel met regelmatige verdeling zorgen. Om voor een nevel onder hoge druk te zorgen, zal er daarnaast ook een pomp geïnstalleerd moeten worden. De regeling van de sproeiers moet een controle van het vermogen mogelijk maken en de werking van de pomp zal in aanmerking genomen moeten worden bij de financiële analyse van deze technologie.

Er bestaan overigens ook verschillende technologieën die het water op een meer of minder krachtige manier verstuiven, die de druk met 2 à 3 bar kunnen verlagen en die bijgevolg geen bijkomende pompen meer vereisen.

Nakoeling (en ontvochtiging)

Om het koelvermogen te verhogen, kan het aangewezen zijn om de adiabatisch gekoelde lucht nog een beetje meer te koelen door bv. gebruik te maken van free-chilling of een ingebouwde koelmachine (die de afvoerlucht als bron heeft). Dit heeft als voordeel dat men met een beperkte ingreep het koelvermogen doet toenemen en de lucht een stuk ontvochtigd wordt, wat het adiabatisch potentieel vergroot. Het nadeel is dat de totale EER van de koeling zal dalen. De totale EER zal het gemiddelde (gewogen vermogen) zijn van de EER van de nakoeling (bv. 6) en de adiabatische koeling (bv. 20, indien goed ontworpen).

Soms is ontvochtiging via nakoeling sowieso noodzakelijk uit comfortoverwegingen of als de gebouwoppervlakte koelelementen bevat, waarop condensatie kan optreden. Dit laatste punt is afhankelijk van het temperatuurregime van de oppervlakte-koelelementen.

Al dan niet verhogen van het ventilatiedebiet

Eén van de valkuilen waarvoor men dient op te letten bij het ontwerpen van een adiabatische koeling is dat het ventilatiedebiet ver boven het hygiënische debiet wordt opgevoerd om het koelvermogen (dat afhangt van het luchtdebiet) te doen stijgen.

De voor de hygiënische ventilatie bestemde luchtkanalen kennen immers een zeker drukverlies. Als het hygiënische debiet gerespecteerd wordt bij de implementatie van de adiabatische koeling, is het enige elektrische meerverbruik de extra drukweerstand van de ventilatoren als gevolg van het verdampingspakket, de verneveling en/of de waterstroom in de warmtewisselaar en het pompverbruik. Dit verbruik is beperkt, zodanig dat bij een kwaliteitsvol toestel en een goed ontwerp EER's tot 20 en soms zelfs hoger mogelijk zijn.

Als het ventilatiedebiet echter sterk verhoogd wordt, dan stijgt het ventilatorverbruik zeer snel omwille van de extra drukval (zie het verband tussen debiet, drukval en verbruik in het dossier Een energie-efficiënt ventilatiesysteem ontwerpen), met een daling van de EER tot gevolg.

Laatste herziening op 14/07/2016