Terug naar

Context

Milieu-uitdaging

De grote meerderheid van de experts wereldwijd is het erover eens dat de klimaatverandering (opwarming van de aarde en andere verschijnselen) een feit is en dat de fossiele energiebronnen (aardolie, aardgas…) en andere natuurlijke rijkdommen eindig zijn.

Een wereldwijde temperatuurstijging van meer dan 1,5 tot 2,5°C zou onomkeerbare gevolgen hebben voor het milieu, het klimaat en de voedsel- en watervoorziening. Hele regio's kunnen onbewoonbaar worden door overstromingen of juist door droogte.

De wereldwijde energievraag neemt bovendien toe (met name als gevolg van de toenemende vraag in de groeilanden).

Stijging van de wereldwijde energievraag tussen 2010 en 2035. China en India nemen 50% van deze stijging voor hun rekening

 

?figure1.jpg? (Bron: Leefmilieu Brussel, 2009)

Internationaal engagement

In antwoord op deze vaststellingen heeft de internationale gemeenschap in 1992 in Rio het klimaatverdrag afgesloten. Dit verdrag vraagt de landen die het hebben ondertekend (dat zijn er ruim 185) maatregelen te nemen om hun uitstoot van broeikasgassen terug te brengen naar het niveau van 1990.

In 1997 mondde dit verdrag uit in het Kyotoprotocol. Dit protocol kent becijferde doelstellingen toe aan de geïndustrialiseerde landen: een verlaging van de uitstoot van de voornaamste broeikasgassen met gemiddeld 5,2% in vergelijking met 1990 gedurende de periode 2008-2012.

In 2009 is in Kopenhagen een verlaging met 50% tegen 2050 als doelstelling vastgelegd.

In antwoord op het Kyotoprotocol heeft de Europese Commissie in 2008 het Klimaatplan 20-20-20 uitgewerkt. Dit heeft als doelstelling om tegen 2020

  • de uitstoot van broeikasgassen met 20% te verlagen,
  • het energieverbruik met 20% te beperken en
  • het aandeel hernieuwbare energiebronnen  (wind, zon, water, getijden, geothermie en biomassa) op te drijven tot 20%.

De Europese Unie neemt een leiderspositie in wat de klimaatdebatten betreft. Een van de redenen daarvoor is de energieafhankelijkheid van Europa. Die vormt reden tot bezorgdheid. De lidstaten importeren meer dan 60 % van het door hen verbruikte aardgas en meer dan 80 % van de door hen verbruikte aardolie (bron: www.europa.eu ). Dat is riskant voor onze economie.

En in België?

België heeft zich verbonden tot een verlaging van de uitstoot met 7,5%. Deze doelstelling is via het Akkoord van Oostende van 2004 over de gewesten verdeeld. Brussel heeft zich verbonden tot een beperking van de groei van de uitstoot tot + 3,475% (gemiddeld over de periode 2008-2012 en in vergelijking met het referentiejaar 1990 of 1995, afhankelijk van het type uitstoot).

Voor gebouwen vertaalt dit engagement zich naar het EPB-decreet (decreet inzake de energieprestatie van gebouwen). Op korte termijn is het de bedoeling om te evolueren naar bijna-nulenergiegebouwen (Nearly Zero Energy Building, of NZEB).

Wat de hernieuwbare energie betreft, streeft België naar een aandeel van 13 % van het bruto eindverbruik. Er wordt gewerkt aan een nationaal actieplan om de verdeling over de gewesten vast te leggen.

Er worden dus op Europees niveau maatregelen ingevoerd om enerzijds een diversificatie van de energiebronnen te garanderen (fossiele en hernieuwbare energie) en anderzijds de energieleverende landen en de toeleveringstrajecten te diversifiëren, rekening houdend met de bestaande voorraden fossiele energiebronnen en de internationale geopolitieke situatie. (Bron: FOD Economie, 2013).

En in Brussels Hoofdstedelijk Gewest?

Het Brusselse engagement komt neer op een beperking van de CO2-uitstoot tot gemiddeld 4.227 kT per jaar.

Om dit doel te bereiken is het belangrijk te weten wat de veroorzakers van de uitstoot van broeikasgassen zijn.

Energiebalans van het BHG

 

Energiebalans van het BHG (Bron: Leefmilieu Brussel 2009)

Wat het energieverbruik betreft, onderscheidt het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zich door het feit dat zich hier weinig industriële activiteit afspeelt. Ongeveer 74 % van de uitstoot van broeikasgassen en het globale energieverbruik van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is afkomstig van gebouwen (verwarming, warm water, HVAC, verlichting). De verwarming neemt 65 % daarvan voor haar rekening.

De Brusselse ambitie (unilateraal engagement) is om de uitstoot van broeikasgassen tegen 2025 met 30 % te verlagen (in vergelijking met 1990). Tussen 1990 en 2010 stellen we in de woonsector een verlaging van de uitstoot van broeikasgassen met ca. 7 % vast (terwijl de bevolking met ca. 13 % is gegroeid). In de tertiaire sector is dat ongeveer 16 % (terwijl het aantal jobs in de tertiaire sector met ongeveer 17 % is gestegen). Dit komt neer op een verlaging van het energieverbruik met 18 % per inwoner sinds 2004.

Ambities van het BHG voor 2025

 

Ambities van het BHG voor 2025 (Bron: Leefmilieu Brussel)

Absolute evolutie van het energieverbruik, de uitstoot van broeikasgassen door woningen en het bevolkingscijfer in het BHG bij een constant klimaat tussen 1990 en 2010

 

Evolutie van het energieverbruik(Bron: Leefmilieu Brussel)

 

Absolute evolutie van het energieverbruik en de broeikasgasemissies van de tertiaire sector en het aantal werknemers in de tertiaire sector in BHG bij een constant klimaat tussen 1990 en 2010

 

Evolutie van het energieverbruik in de tertiaire sector (Bron: Leefmilieu Brussel)

Er zijn de voorbije jaren diverse initiatieven gelanceerd om energiebesparing in het BHG te bevorderen. Hieronder een overzicht.

Overzicht van de initiatieven om het energieverbruik in het BHG te beperken sinds 2004

 

Overzicht van de initiatieven (Bron: Leefmilieu Brussel)

We noemen enkele acties:

  • Opleidingen en seminaries over duurzame gebouwen, met diverse modules uitsluitend gewijd aan energie en andere aan energie en andere thema's in verband met duurzaam bouwen

    Raadpleeg voor meer informatie de website van Leefmilieu Brussel

  • Het label Ecodynamische Onderneming, waarmee begeleiding wordt geboden bij het toepassen van energiebesparende maatregelen door bedrijven. De aanwijzing van een Energieverantwoordelijke, waardoor het energieverbruik in gebouwen beter in het oog kan worden gehouden.

    Raadpleeg voor meer informatie de website van Leefmilieu Brussel

 

Ecodynamische ondernemingBrussel Leefmilieu

Op de website van Leefmilieu Brussel is een hele reeks nuttige documenten te vinden waarin wordt ingegaan op deze maatregelen om de energiebalans van de regio te verbeteren, zowel in de woonsector als in de tertiaire sector.

  • EPB-werken
  • EPB-certificatie
  • EPB-eisen voor technische installaties

Reglementair kader: de EPB- regelgeving van 7 juni 2007

Om aan de huidige en toekomstige uitdagingen op energievlak te beantwoorden, heeft het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de Europese EPB-richtlijn omgezet in de Ordonnantie houdende de energieprestatie en het binnenklimaat van gebouwen van 7 juni 2007 (EPB-regelgeving).

De regelgeving bestaat uit 3 gedeelten:

1ste deel: EPB-werken voor nieuwbouw en renovatie van gebouwen met aanvraag van stedenbouwkundige vergunning

Sinds juli 2008 zijn bouw- en renovatieprojecten waarvoor een stedenbouwkundige vergunning moet worden aangevraagd, onderworpen aan de EPB-eisen inzake de energieprestaties en de ventilatie van het gebouw.

Deze EPB-eisen verschillen naargelang de aard van de werken en de bestemming van het gebouw. Ze hebben betrekking op het ontwerp, de thermische isolatie, de technische kenmerken van de installaties, de energieproductie, de ventilatie enz.

Raadpleeg voor meer informatie de website van Leefmilieu Brussel

2de deel: EPB-certificatie voor bestaande gebouwen (publiek en privaat)

Er bestaan verschillende certificaties voor gebouwen in de openbare sector en op de privémarkt.

Voor openbare gebouwen is het doel de gebruikers en bezoekers te informeren om hen bewust te maken van het reële verbruik van het gebouw. Deze informatie wordt jaarlijks geactualiseerd en moet zichtbaar worden weergegeven in de inkomhal van het openbaar gebouw.

In de privésector wordt het EPB-certificaat bij elke vastgoedtransactie voorgelegd aan de kandidaat-kopers of -huurders. Net als bij het energielabel voor huishoudtoestellen kunnen met het EPB-certificaat de energieprestaties van verschillende gebouwen met elkaar worden vergeleken. Het EPB-certificaat houdt alleen rekening met het gebouw zelf (isolatie, ligging, technische installaties...); de wijze waarop het gebouw wordt gebruikt blijft buiten beschouwing.

Raadpleeg voor meer informatie de website van Leefmilieu Brussel

3de deel: EPB-eisen voor technische installaties

Het 3de deel van de EPB-regelgeving heeft betrekking op de technische HVAC-installaties (verwarming en klimaatregeling) en geldt voor nieuwe, bestaande en gewijzigde installaties. Er is een reeks eisen geformuleerd inzake de prestaties van deze installaties.

Opmerking : Het regeringsbesluit van 21 februari 2013 legt de nieuwe EPB-eisen vast die voor elke aanvraag van stedenbouwkundige vergunning vanaf 1 januari 2015 in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van toepassing zijn . Deze criteria zijn van toepassing op nieuwe gebouwen en renovatiewerken die meer dan 75 % van de warmteverliesoppervlakte betreffen. Ze gelden voor EPB-eenheden in woningen, kantoren en scholen.

Het besluit voorziet in een automatisch afwijkend stelsel en criteria voor primaire energie (die het huidige E-peil zullen vervangen), de netto verwarmings- en koelingsbehoefte, oververhitting en luchtdichtheid (vanaf 2018).

Raadpleeg voor meer informatie de website van Leefmilieu Brussel

Laatste herziening op 01/01/2013