Terug naar

De ondoorlatende oppervlakken zo klein mogelijk houden

Na het identificeren van de beperkingen is de 2de stap in het ontwerp van een systeem voor regenwaterbeheer het zo klein mogelijk houden van ondoorlatende oppervlakken:

  • Op het niveau van het gebouw: De door de constructies in beslag genomen bodemoppervlakte beperken, door in de hoogte te bouwen.
  • Op het niveau van de omgeving: Doorlatende bodembedekkingen gebruiken :

    • Groene ruimten met volle grond, aangeplant en zo horizontaal mogelijk (eventueel in terrassen)
    • Bedekkingen voor de omgeving en voor de grijze ruimten (toegangen, parkeerterrein) zoals poreuze straatstenen, grind, straatstenen met open voegen, gestabiliseerd gazon...
    • Bomen planten in de omgeving en in grijze ruimten, zodat hun bladeren de neerslag opvangen en hij later door evapotranspiratie kan verdampen.

Doorlatende materialen met een lage afvloeiingscoëfficiënt: betonnen grastegel, plastic grastegel, grastegel van aardewerk, straatsteen met niet-gecementeerde voeg, grind, zand, enz. Er bestaan ook poreuze straatstenen, houtschilfers, grindtegels

 

?image41.jpeg?

 

?image42.jpeg?

 

?image43.jpeg?

 

?image44.jpeg?

Foto's: © Fedestral - © Valérie MAHAUT

 

?image45.jpeg?

 

image46.jpeg

 

image47.jpeg

 

image48.jpeg

Foto's: © Fedestral - © Valérie MAHAUT

Coëfficiënt van ondoorlatendheid van de percelen

Voor een effectief project streeft men naar een coëfficiënt van ondoorlatendheid van het perceel van minder dan 30%.

Coëfficiënt van ondoorlatendheid

Basis

tussen 40% en 80%

Effectief

tussen 20% en 40%

Zeer effectief

minder dan 20%

bron: Démarche HQE (Frankrijk)