Terug naar

Definitie van de comfortbehoeften

Comfortniveau in de zomer

Een goede definitie van de behoeften op het vlak van thermisch comfort tijdens de planning van het gebouw maakt een juiste keuze van vooral het passieve of actieve koelsysteem mogelijk. Los van de gewenste comfortklasse in de winter zal het verwarmingssysteem ervoor moeten zorgen dat dat comfort wordt bereikt.

Voor de keuze van het koelsysteem is het door de bouwheer vereiste comfortniveau in de zomer doorslaggevend:

  • Wenst de bouwheer een absolute maximumtemperatuur in de zomer? En zo ja, welke temperatuur is dat?
  • Aanvaardt de bouwheer een regeling van de airconditioning met een streefkoeling gelinkt aan de buitentemperatuur (glijdende temperatuurschaal)?
  • Kiest de bouwheer voor een passief systeem met temperatuurafwijkingen en aanvaarding van oververhittingsmomenten binnen bepaalde grenzen (bijvoorbeeld temperaturen van meer dan 25,5°C gedurende 5% van de bezettingstijd).

Het antwoord op deze vragen bepaalt:

  • Of passieve koeling kan worden onderzocht om het comfort te verzekeren (free cooling, geothermie, adiabatische koeling van nieuwe lucht, etc.) en of airconditioning dus achterwege kan blijven
  • Met welke beperkingen rekening moet worden gehouden bij het ontwerp van de bouwmantel om het comfort daadwerkelijk zonder airconditioning te kunnen verzekeren: thermische inertie, opening van vensters, zonwering enz.

Wanneer een vaste maximumtemperatuur tijdens de zomer wordt gevraagd, is een airconditioningsysteem onmisbaar.

Comfort volgens norm NBN EN 15251 in gebouwen met airconditioning

In vertrekken met airconditioning bepaalt de norm NBN EN 15251 voor elke comfortcategorie de comfortabele bedrijfstemperaturen in de winter en in de zomer:

Comfortabele bedrijfstemperaturen in vertrekken met airconditioning in functie van de comfortcategorie volgens de norm NBN EN 15251l

Type gebouw of ruimte

Categorie

Bedrijfstemperatuur [°C]

Minimum voor verwarming – winter

Maximum voor koeling – zomer

Woongebouw: woonvertrekken (slaapkamer, woonkamer, keuken)

Sedentair

I / A

21°C

25,5°C

II / B

20°C

26°C

III / C

18°C

27°C

Woongebouw: andere vertrekken (bergruimte, gangen)

Staand, wandelend

I / A

18°C

 

II / B

16°C

 

III / C

14°C

 

Individueel kantoor (gesloten)

Landschapskantoor (open)

Vergaderzaal

Sedentair

I / A

21°C

25,5°C

II / B

20°C

26°C

III / C

19°C

27°C

De comfortklasse wordt gekozen op basis van de toekomstige gebruikers (bijvoorbeeld kwetsbare, zieke of oudere personen), de activiteit van die gebruikers, de standing van het gebouw enz. Daarbij dient te worden onthouden dat een hoger comfortniveau een groter energieverbruik betekent (zie punt De juiste keuze maken onder deel 2).

Comfort volgens norm NBN EN 15251 in vertrekken zonder airconditioning

In vertrekken zonder airconditioning varieert de na te streven werkingstemperatuur per comfortklasse op basis van de buitentemperatuur:

Comfortniveaus voor categorie I tot III volgens de norm NBN EN 15251© Leefmilieu Brussel

Opgelet, volgens de norm, zijn deze niveaus alleen van toepassing indien:

  • de vertrekken zijn voorzien van eenvoudig te openen vensters die uitkomen op de buitenwereld en waarvan de opening door de gebruikers kan worden aangepast.
  • er geen airconditioning actief is. Mechanische ventilatie van niet-gekoelde lucht kan ('s zomers) worden toegepast, maar het openen en sluiten van de ramen moet de voornaamste manier zijn om de temperatuur te regelen.
  • andere energiezuinige methodes zijn mogelijk voor individuele regeling van de omgevingstemperatuur, zoals ventilatoren, luiken en de nachtventilatie.