Terug naar

De beperkingen voor de ligging van het perceel identificeren

De aanwezigheid van een overstroombare zone

In eerste instantie moet men nagaan of het gebouw zich in een zone bevindt die gevoelig is voor overstromingen. Men moet bij de dimensionering van de voorzieningen ook rekening houden met water dat van naburige percelen komt. Maatregelen tegen overstroming worden op het niveau van het gebouw toegepast.

Als er een lager gelegen overstroombare zone aanwezig is, moet het nieuw bebouwde perceel een groter dan het aanvankelijke buffervermogen hebben, om het stroomafwaartse overstromingsrisico niet te vergroten.

Om de overstromingsrisico's te identificeren:

  • In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werd een cartografie van de risicozones (kans op overstroming van de waterlopen en de collectieve saneringsnetten) uitgevoerd.

Wanneer men in een overstroombare zone bouwt, zijn de volgende compenserende maatregelen aanbevolen:

  • De vloer van de benedenverdieping moet ten minste 30 cm hoger zijn dan het maximale bekende overstromingspeil. Onder dit niveau mogen zich geen toegangen of vensters bevinden.
  • Men moet water uit het gebouw kunnen afvoeren, indien nodig met een pomp.
  • Men moet keerkleppen aanbrengen in de afvoerleidingen voor hemelwater en afvalwater. (Een overstroming oefent een bijkomende druk uit op de riolering, zodat het water in de omgekeerde richting kan vloeien. Keerkleppen in de afvoerleidingen voor hemelwater en afvalwater beletten dit verschijnsel.)
  • Als er een ondergrondse stookolietank aanwezig is, moet ze voorzien zijn van vul- en aftapopeningen onder het maximale waterpeil (de tank zou kunnen drijven of stookolie verliezen).
  • Bij nieuwbouw plant men geen enkele ondergrondse constructie, tenzij voor een kruipruimte.
  • Regenwaterputten (of tanks) onder het overstromingspeil moeten waterdichte en stevig bevestigde deksels hebben. Dit voorkomt de besmetting van de watervoorraad in het geval van een overstroming.
  • Gebruik van waterbestendige materialen.

De afstand tot een zone voor waterwinning

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft slechts één zone voor de winning van drinkwater voor het openbare distributienet uit grondwater. Het is het Terkamerenbos en het Zoniënwoud. De winningszone van het Zoniënwoud heeft de bijzonderheid dat het water er via een ettelijke honderden meters lange filterende galerij wordt gewonnen. De zone van het Terkamerenbos omvat verscheidene winningsputten. De watermassa is het grondwater van het Brusseliaan (grondwaterlaag van het Brusseliaans zand).

Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 19 september 2002 bakent voor de winningen in het Zoniënwoud (aan de rand van de Lotharingendreef) en het Terkamerenbos drie beschermingszones af en reglementeert de activiteiten die er toegelaten zijn:

  • Zone I omvat de waterwinningsgebieden en hun onmiddellijke omgeving; hier alleen activiteiten toegelaten die rechtstreeks verband houden met de grondwaterbescherming en waterproductie,
  • In zone II zijn verscheidene activiteiten verboden en andere aan voorwaarden onderworpen. Het is er bijvoorbeeld verboden lozingswater te gebruiken voor besproeiing of irrigatie, zinkputten aan te leggen of nieuwe overdekte terreinen bestemd voor dieren aan te leggen.

In deze zones I en II is de infiltratie van water, zelfs schoon water, verboden.

  • De bescherming van zone III omvat verplichtingen met betrekking tot de inrichtingen bepaald door de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen en de ingegraven opslagplaatsen van koolwaterstoffen met een capaciteit van meer dan 5.000 liter.

In deze zone III is de infiltratie van water niet verboden, maar kan het onderworpen zijn aan specifieke voorschriften om de kwaliteit van het geëxploiteerde grondwater te behouden.

Waterwinningen en hun beschermingszones

 

Figuur 3: Waterwinningen en hun beschermingszones. Bron: Register van de beschermde gebieden in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in toepassing van de kaderordonnantie Water. Leefmilieu Brussel, Divisie Natuur, Water, april 2009 Bron: Register van de beschermde gebieden in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in toepassing van de kaderordonnantie Water. Leefmilieu Brussel, Divisie Natuur, Water, april 2009

De aanwezigheid van een beschermingszone van het type Natura 2000

De gebruiker kan onderstaande kaart raadplegen om na te gaan of het perceel waarop hij het hemelwater wil beheren wel of niet in een Natura 2000-gebied ligt.

Speciale beschermingszones (SBZ)

 

carte_zsc_nlBron: Leefmilieu Brussel, Augustus 2016

De beschermde gebieden Natura 2000 bevinden zich in Brussel op de volgende plaatsen:

  • Site I: Het Zoniënwoud met zijn rand, de naburige beboste domeinen en de Woluwevallei (2071 ha): Complex "Zoniënwoud – Woluwevallei" SBZ 1 ;
  • Site II: Beboste en open gebieden in het zuiden van het Brussels Gewest (134 ha): Complex "Verrewinkel – Kinsendaal", SBZ 2 ;
  • Site III: De beboste gebieden en vochtige zones van de Molenbeekvallei in het noordwesten van het Brussels Gewest (117 ha): Complex "Poelbos - Laarbeek – Dielegem - Moeras van de Jette-Ganshoren", SBZ 3 .

Men moet bepaalde voorzorgen nemen om de habitat van beschermde soorten te respecteren en te vrijwaren. Zo mag men bestaande natuurlijke vochtige zones net draineren, moet men bestaande aanplantingen die de ontwikkeling van de fauna ondersteunen in stand houden, is de infiltratie van water gereglementeerd...

Alternatieve technieken die een heraanleg in de diepte van de grond vereisten, zoals greppels, bedden en sloten, zijn evenmin toegelaten. Men moet de voorkeur geven aan weinig intrusieve technieken, zoals wadi's of ondiepe droge bekkens met uitgestelde lozing in het oppervlaktewater, die deze zones dus niet draineren.

geodata.leefmilieu.brussels

De bezettingsdichtheid van het project

Voorzieningen zoals wadi's of bekkens, die vrij veel grondoppervlakte in beslag nemen, zijn vooral geschikt voor de groene stad (stedenbouw in open ordening, stadsrand, inspringzones, tuinen, parken). In de dichte bebouwing van de stad zijn het intensieve gebruik en de bezetting van de oppervlakte grote hinderpalen. Voorzieningen zoals opslagdaken, infiltratieputten en greppels zijn hier meer geschikt.

Invloed van de bezettingsdichtheid van de bodem op de keuze van de technieken voor hemelwaterbeheer

Soorten ruimten

[coëfficiënt van de bodembezetting]

Groene ruimten, volle grond Drainerende straatstenen, infiltrerende wegen Wadi's / sloten / greppels Droge
bekkens of water-
bekkens
Infiltratie-
bekken of
putten met
poreus materiaal
Groendaken/
opslagdake
Buffering-
tank
Open stedenbouw, stadsrand, landelijke omgeving
[0-30%]

⚫⚫⚫

⚫⚫⚫

⚫⚫⚫

⚫⚫⚫

⚫⚫

Stedenbouw met geringe bezettingsdichtheid
[30-60%]

⚫⚫⚫

⚫⚫⚫

⚫⚫⚫

⚫⚫

(afhankelijk van de beschikbare ruimte)

(risico van niet-beheerste verontreiniging)

⚫⚫

⚫⚫

Wegen met matig verkeer /
parkeerterreinen met geringe rotatie

⚫⚫⚫

⚫⚫⚫

⚫⚫

(niet-lineaire voorziening: voor parkeerterreinen)

(plaatselijke voorziening)

Hoofdwegen met veel verkeer /
grote parkeerterreinen*

(risico van niet-beheerste verontreiniging)

⚫⚫⚫

(interessant voor de zuivering: ondoorlatend)

⚫⚫

(niet-lineaire voorziening: voor parkeerterreinen)

(risico van niet-beheerste verontreiniging)

Stedenbouw met middelgrote bezettingsdichtheid
[60-90%]

⚫⚫

⚫⚫

(afhankelijk van de beschikbare ruimte)

⚫⚫

(te beheersen verontreinigingsrisico)

⚫⚫

⚫⚫

Stedenbouw met grote bezettingsdichtheid
[>90%]

⚫⚫⚫

⚫⚫

⚫⚫⚫

(te beheersen verontreinigingsrisico)

⚫⚫⚫

⚫⚫⚫

* : groot parkeerterrein of parkeerterrein met hoge rotatie (bijvoorbeeld een winkelcentrum)

⚫⚫⚫ Zeer relevant

⚫⚫ Relevant

⚫ Weinig relevant

✗ Te vermijden

⚊ Niet van toepassing

De ruimte onder de grond

Voor men de plaatsing van voorzieningen voor waterbeheer plant, moet men:

  • de ruimte onder de grond kennen: leidingen van nutsvoorzieningen, funderingen, kelders, parkeergarages...

  • rekening houden met de aanwezigheid van bestaande of toekomstige bomen: in het eerste geval om tijdens de plaatsing van de voorzieningen hun wortels niet te beschadigen, in het andere geval om de voorzieningen niet te beschadigen wanneer de bomen (en hun wortels) groeien;

  • de bescherming van de constructies tegen vocht nagaan: om de constructies niet te beschadigen door de infiltratie van water in de nabijheid van de funderingen of om geen water te infiltreren in de buurt van een afvoer die in een riool uitkomt.

  • de geomorfologie van de ondergrond kennen: de verticale stroming van het water in de bodem kan worden afgeleid en het water kan naar het gebouw worden geleid (bijvoorbeeld in het geval van een ondoorlatende kleilaag).